III.
A fdeel.
III.
Hoofdstuk.
dikwils in de Boomen zitten, en daar uit neder-
fchieten op een Menfch o f D ie r , heeft den’
Reiziger, die zulks van verre befchouwde, vol
fchrik en angft: de vlugc neemende, hun voor
gevleugeld kunnen doen houden. Indien hy tévens,
hier o f daar, in de nabuurfchap, zulke
kleine gevleugelde Haagdisjes vondt, als men
thans zeker weet, dat ’er in de Indiën zyn : zo
heeft dit hem kunnen verfterken in dat denkbeeld
, en die Diertjes doen houden voor Jongen
van deeze Draaken. Het aanzien van den ge*
kaperden Slang, zweemt eenigermaate Daar de
troonie van een Menfch: dat van den Ratel-
flang is zo verfêhriklyk, dat het de Dieren als
van fchrik doet verftyven; om niet te zeggen,
dat die door den Adem gedood en in deszelfs
Bek gezoogen worden. Men verhaalt, dat in
Ooftindie Slangen zyn van vyftig Voeten lang.
Het Vel van eenen, die een Jong Meisje in-
flokte, doch maar twintig Voeten lang was, is
lang te Batavia bewaard. Hoe zeer moet de
Buik van zodanige Dieren zwellen, als zy een
K o e , Hertebeeft o f Varken inzwelgen, ’t welk
Adanson van die te Senegal in Afrika getuigt,
datzy , hoewel ftukswyze, doen. De Negers
verzekerden hem daar ook, dat ’er waren van
wel veertig o f vyftig Voeten lang., Haagdillen
zyn ’e r , in Weftindie, van over de twintig Voeten.
Labat zag, in Amerika, een Slang, die
■ klein en dun w a s , een groote Rot inzuigen.
Bovendien leggen zy by ’t Water opgerold te
loe*
Iberen, o f ’er ook eenig Dier te drinken kome, Hf,
en dit kan ’er eenigermaate die Geftalte aan gee-
ven, welke de Ouden toefchryven aan onge- Hoo'FD#
Vleugelde Draaken. O f het mooglyk z y , dat stuk.
uit de paaring van een Haagdis o f Slang met
een VJedermuis, Vliegende Hónd ó f Ka t, zodanig
een Dier voortkome ■, ’ t welk Wieken
heeft, laat ik onbeflift.
Zou men egter niet tot dergelyk Gebroedfel
betrekken kunnen , den Draak daar Scaliger geteelde
van fchryft, die vier voeten lang was , van 8Ö'
dikte als eens Menfchen Arm, met Kraakbeeni-
ge Vleugelen ; hoedanig een in Vrankryk gedood
ware en aan den Koning toegebragt. Ook
dat, ’t welk zeker Boer , in ’t Bergagtigfte van
Switzerland, met zynen fcherpen Stok dood-
Rak in ’t voorfte der voorgaande Eeuw, hebbende
het L y f een Voet lang met een Staart van
die zelfde langte, den Kop als van een Kat^
met twee gUnfterènde Oogen, en twee Uijers
o f Brammen aan den Buik. Dit Dier was viervoetig
; doch Ambrosinus maakt gewag van één
met twee Pooten, dat in den jaare 1572, op
zekeren dag in Maart, dóór een Landman op
gelyke wyze werdt gedood. Bellönius verzekert,
dat hy gewiekte Slangen, die döod wa.
ten, uit Indie gebragt, gezien heeft; dik van
Buik, met twee Pooten , de Staaft van een
Slang en de Wieken van een Vledermüiê. Zo-
danigen zou men in Arabie veel omtrent de
|é Dsst, VI. Stuk* E è BOÉM