XV.
Hoofdstuk.
rsagft'
nen zwemmen , te ontkomen. Hunne Bek»
naamelyk, onder aan den Kop zynde, kunnen
zy in iets dat boven hun is niet happen, zonder
zig om te wenden. Men merkt ook aan,
dat zy dikwils niet zeer gulzig zyn : mooglyk
wanneer hun geen Aas ontbreekt. Van kleine
ronde Vifchjes,. omtrent zo groot als Sardynen,
wordt de Haay vergezeld, die om hem heen
zwemmen , en hem de moeite niet waardig
fchynen te zyn om in te fiokken. Indien men
een ftuk Spek aan een Yzeren Ketting doet, en
dezelve met een Touw laat nafleepen, zo kan
het lang duuren eer de Haay toebyt: ten zy
men het ophaale. Alsdan valt hy ’er met geweld
op aan,,flokt het in , en* dus valt zynde
, maakt hy 'een fchrikkelyk geweld ; tot dat
men hem , na eenigen tyd worltelens , aan
Boord of op ’t Land haale.
De Negers vangenze ook wel op een andere
manier , door naamelyk, terwyl zy naar hun
byten willen, ’er onder te duiken, en dan den
Buik open te fnyden, zegt L a b a t : doch dit
Schepfel is zeer moeielyk te dooden :> de brokken
beweegen zig nog eenigen tyd,. na dat het
aan ftukken gefneeden is. In Noorwegen worden
de grootfte Soort van Haaijen ook wel met
Harpoenen gelenft o f gefchooten. Somtyds
komen zy onverhoeds in de Netten , tot den
Salm-Vangft gezet, en gaan ’er méde door: lom-
tyds raaken zy daar in verward, en laaten zig,
door flaan o f fteeken, in onmagt brengen. Dan
fleept.
Keept menze op ’t Land, indien men ’er iets HL
meer van hebben wil dan de Lever: anderszins *
neemt men die daar uit en Hat het Kreng in ^ 00FD.
„ STUK. Zee.
Men merkt aan, dat de Noordfche Volke- Gebruik,
ren veel gebruik maaken van de Olie , welke
door Kooking uit de Lever gehaald wordt,
in plaats van Vet of Boter, tot hunnen Stok-
vifch. Het Vleefch van den Buik, aan ftroo-
ken gefneeden en gedroogd, is, op zekere manier
bereid zynde, ook niet onfmaakelyk; ge-
lyk een Deenfch Koopman , die ’t zelve op
Ysland gegeten hadt, aan den Heer M artens
verzekerde. De Noorwegers bakken van de
Eijeren, die zy in de Haaijen vinden, lekkere
Paqnekoeken, welken zy Haakage noemen.
Indien men een Wyfjes-Haay vangt, met jongen
in de Buik, zullen onze Europifche Ma-
troozen ook niet verzuimen, dezelven tot een
Zee-Geregt te bereiden. Van het Vleelch der
ouden maakt men zelden veel werks, om dat
bet zo hard, taay, dor en droog, ja byna on.
verteerbaar is: doch de Negers, die zeer op ’t
Haaijen-Vleefch verlekkerd zyn , weeten daar
raad toe, door het tien o f twaalf dagen te be-
waaren. Om die zelfde reden komt het hun
beter te pas, dan andere Vifch, die fchielyk
bederft, en dusdryft men daarmede, opdege-
heele Kult van Guinée , een grooten handel
binnenslands. Het Brein of de Herfenen, die
zeer blank zyn, worden > als menze gedroogd
I desi. v i. sur*. l i 3 heeft,