UI, derde een Stekel-Varken , dat. met alle zyne
A fdeel, prikkels was gewapend.
VI. Op een verbaazende wyze moet het L y f van
? tukD* .deeze Slangen uitzetten, door het Mokken
Vangft. van- zulke groote Dieren; om welken te ver*
zwelgenzy fomtyds twee Dagen werk hebben,
en dit maakt hun , gelyk den Veelvraat, onbekwaam
om te vlugten o f zig van de plaats te
beweegen : weshalve dat oogenblik van het
Landvolk en de Jaagers waargenomen wordt,
om zig van die Monfters meefter te maaken.
Z y doen den Slang een Touw om den Hals en
verworgen o f liaan hem niet Stokken dood,
fhydende hem vervolgens, na dat hy gevild is ,
aan Hukken, die zy te koop brengen in de na-
buurige Vlekken. Ook worden veelerley Slangen
, die kleiner zyn, van de Herten en Zwy-
nen, van Oijevaars of Reigers en meer derge-
ke Vogelen, gegeten. Z y hebben, bovendien,
den Spinnekop , Sprinkhaan , ‘Kreeft en ander
Gedierte , tot Vyanden. Men z e g t , dat het
Gefchreeuw van de Paauwen , de Reuk van
een Luipaard , de Schaduw van den Effche-
boom, de,Bladen der Eiken, Taxis; Wynruit,
Alfem en andere Planten, voor hun nadeelig zyn
o f haatelyk. Hun Geluid, dat in een zonder,
ling Soort van Geblaas of Gefyfel , ’t welk
zeer kenbaar is,beftaat; doet, aan den anderen
kant, alle Dieren, en den Menfch inzonderheid
] verfchrikken. Evenwel zyn ’er Slangen,
die.
die aangenaam zingen en daar door de Vogelt- III.
jes verlokken , dat zy hun ten prooy worden. A fdeel.
Het Voedzel der Slangen, in ’ t algemeen, ijoofd,
beftaat in Kruiden, o f Klompen Aarde , zo fom- 'stuk.
migen aan merken ; "t welk dan den V lo ek , Voedzel.
over hun uitgefproken , nader beveiligt (*).
Buitendien worden ook Padden , Haagdiflen,
Wormen en ander Ongedierte, door hun gegeten.
Als ’er Vogelen door ingeflokt zyn,
braaken zy daar van de Veders en Beenderen,
gelyk die der Viervoetige Dieren, weder uit.
Aan de £uft van Guinée worden die kleine
Parkietjes , welke men Guineefche MofTchen
noemt, veel van hun gevangen. Voorts houden
zy ook veel van Boomvrugten. ’t Schynt
dat deeze Dieren ’s Winters ook niet eeten:
ten minfte heeft men ’er fommigen, wel een
halfjaar, zonder Voedzel, o f flegts met een
weinig Zemelen , levendig gehouden. Onze
Water-Slangen worden in een. Flefch met Gras
bewaard.
Belachelvk zyn de denkbeelden der Ouden Voomeeling.
geweeft over de Voortteehng van deeze Die.
ren. Sommigen hebben wel erkend dat zy
paarden, doch meenden dat zy eerfl: uit Bloed,
of uit Verrotting gefprooten waren. Kirche-
RUS
(*) Als boven G en . III. Vers 14. Op uwen Buik zult
gy gaan . ende Stof zult gy eeten , alle de dagen Uwes
Levens. Of O“ terram comedes , gelyk het de Vtlgatu
heeft: dat is, en gy zult »Aarde eeten.
LDeei. VI. Stuk, S