V.
Hoofds
t u k .
Pad.
seao, in de Öoftetfche Landen, zo hy verhaalt
, een Proef genomeD, die een Turk ver-
fteld deedt ftaan; dewyl een Pad, door hem
fterk aan te kyken, ftierf: doch, teLions wedergekomen
zynde, hadt hy byna het andere
gedeelte bewaarheid gevonden. De Proef ,
naamelyk, willende naa doen op eene Europi-
fche Pad, die z ig , onder het aankyken, fterk
opbiies, met de Oogen rood .en vlammende,
werdt hy van een Flaauwte bevangen, gepaard
met koud Zweet , en fterke Ontlading door
Wateren en Afgaan; waar van hy niet herfteld
werdt dan door Tegengiftige en Zvveetdryven
de Middelen ; hebbende zyne Zwakte agt Dagen
geduurd.
De gemelde Heer Ichryft, dat de Pad op 't
zien van een Menfch niet terug loopt, maar
geraas hoorende vlugt; hebbende zyn Ed. zig.
inzonderheid verbeeld,, dat zy , als hy floot,
met fchrik wegfprongen. Dat onze gewoone
Padden fpringen kunnen, geloof ik niet, en ,
wat hét terug o f agteruit loopen aanbelangt,
dit heb ik ook nimmer waargenomen; maar ik heb
opgemerkt, dat een Pad, my ziende, zofchie-
lyk als ’t doenlyk was onder eenige groente o f
in den grond weg kroop, zonder dat ik eenig.
geraas maakte: waar uit ik my verwonderde,,
dat een Dier verfchrikt door het Gezigt van
een Menfch; daar het miffchien nooit door een
Menfch_beledigd is. De Kikvorfchen zyn zo
fchrikagtigniet; zyblyven een poos zitten, en doen,
d e K I K V O R s c H E N. 197
doen, wanneer menze te naa komt, groote fpron- IH.
gen: daar een Pad, over Palm o f Latten van Af“ eeI~
weinige Duimen hoog, heen moet klauteren. Hoofd-
Dat ’er kleine Water-Padden zyn , die fpringen STUK*
kunnen, zullen wy ftraks zien. Fai'
Hot Voedzel, dat deeze Dieren nuttigen , Voedzel.
beftaat, gelyk dat der Mollen en Kikvorfchen,
in Wormen , Slakken en andere kruipende
Infekten Het Aazen op Wormen en Slakken
doetze, waarfchynlyk , in Regenagtig
weer en by nagt, medït te voorfchyn komen
uit de Gaten in de Grond, daar zy zig onthouden,
en geduurendede Winter in huisveften.
Zyn Ed. vondt verfcheiderley, zelfs groote Torren
, in de Maag der Padden. Dat zy op Spin-
nekoppen ook aazen is niet onwaarfchynlyk,
ongeagt den afkeer , dien deeze Dieren voor
elkander hebben , zo men wil. Zeker Heer
hadt my verzekerd, dat een Spinnekop boven
een Pad gehouden, die niet ontvlugten kan,
dezelve dood fteekt. Ik nam de Proef daar
van op een Pad, die ik in een ledige Bloempot
deedt; doch bevondt dat de Spinnekoppen
over en onder het Dier kroopen, zonder eenige
fchrik, naar ’t fcheen; ten minfte zonder
elkander eenig leed te doen. Nu weet men,evenwel
, dat een Kat, in benaauwdheid zynde, een
Muis onaangeroerd laat: doch aan den anderen
kant wordt door iemand, die de zelfde Proef
genomen heeft, verhaald, dat de Pad zeven
Spinnekoppen, die op deeze wyze by haar wa-
I* D ebi, VI. Stuk, N 3 ren ,