IX. Hoofd.
stuk.
Lxxx.
Myfteri.
fans.
LXXXI.
Cttttêlefceus
LXXXII.
-Argus.
(80) Adder met 192 Buikjchilden en 167 Staart-
fcbubben, te famen 359,
De bynaam is eenigermaate toepaiïelyk op de
figuur van de Kop, welken dit Slangetje Snoet,
agtig o f als een opgebaalde Neus heeft; zyn.
de op de Zyden met een bleek ftreepje gete.
kend. ’t Is ongemeen dub, ja nog veel dun.
ner dan de Zweepflangen; van boven blaauw-
van onderen groenagrig; met het L y f op zyde
zeer famengedrukt, en de Staart, gelyk den
Snoet, byna vierkant. Het leeft van Muizen
en Houtwormen zegt Seba. Pat van L inn^eos
was met Vergiftige Tanden gewapend.
(81) Adder met 215 Buikjchilden en 170 Staart-
fcbubben, te famen 385.
Het famengevoegd getal is allergrootfl onder
de genen die van den Heer L innjeus geteld
z y n , in deeze Indiaanfche Slang, die blaauw-
agtig is van Kleur.
(8 2) Adder met Buikjchilden en Staanfcbubben,
te famen
De
(80) Coluber my&erifans Muf. ^A4 . Frid. I, p. 28.
T. V. f. i. &•. Tab, XIx. Fig. 2, GrtoN. Muf II. p. 59,
N. xg. Serpens Murina Guineënfis minor, gradlis. Seb.
M u f - II, Tab. 23. f. 2. C a te sb . Carol. II. p. 47. T. 47.
(8e) Coluber cgerulefcens. Muf ^td. frid. 1 p. 37.
T. XX. f 2.
(82) Coluber Argus. fyfi. Nat. X. Serpens Arabics,
EraGlienübog Ibibtboca &c Boiguacu dicta, alias ^Argus,
Seb. Muf II. Tab. 103. f. g.
d e A d d e r s . 41^
De Afbeelding van een zeer zonderlingen
Slang door Seba , die met een menigte Oogen
op de Rug getekend is , heeft L inn^eüs ’er
deeze Soort aan doen toewyden, onder den bynaam
van Argus o f Honderd-Oog. ’t Komt
my zonderling voor , hoe Seba zeggen kan,
dat deeze voortreffelyke Arabifche Slang Ibibo-
boca en Boiguacu van de Amerikaanen geheten
wordt, daar hy dien naam ook aan een geheel
anderen, bruinrooden Slang, hadt toegefchree*
ven (*). Deeze Slang is , behalve de Oogen
op de Huid, wegens een dubbele bult, op ’t
agterfte van den Kop, merkwaardig.
X. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der Slangen , voaar
in de genen, die zo voel aan den Buik als aan
de Staart gefchubd zyn, en daar onder eenige
Stokflangen , die men gemeenlyk Biceps noemt,
benevens de gevooone of Europifche Blindflang,
zyn begreepen.
Be Latynfche naam AngaiSy die door L in-
NjEüs aan dit Geflagt gegeven wordt, is
van de Ouden , met Serpens en Coluber, gebruikt
geweefl: als een algemeene Naam der
Slangen. Volgens Serviüs zou wel Anguis ei-
gentlyk een Water- en Serpens een Land-Slang
be-
(*) N. L. Zie bladz. 39^,
I» D eel, VI. Stuk,
TIL . Afdeel^
IX.
Hoofd.
stuk.
Naam.