jit waar van de bovenfte veel langer is dan de on-
A fdeel, derfte en deeze gekromd; de Tong rondagtig:
II* de Hals weinig dunner dan de Kop, zeer ruim
*stuk! van V e l : het Boven-Schild gewelfd , ovaal
rond, famengefteld uit bultige, gelyke en zeer
breede Beenige Schubben , omvangende het
L y f t’eenemaal , zo dat ’er de Kop , Hals en
Pooten, geheel onder verborgen kunnen worden.
Het Onder-Schild is vlak en loopt uit in
een ongekartelden fcherpen rand. De vier Pooten
zyn kort en d ik ,m e tv y f fcherpe, kromme
Nagelen gewapend. De grootte van dit Dier
wordt niet gemeld.
Ik gaa nu tot de andere Soorten van Land.
Schildpadden over.
V. (5) Schildpad met de Pooten ten deele gevliesd,
Kleinelta- de Staart balf Z0 lan® als de ScbulP
Iaanfche. eenigermaate verhevenrond, van agteren met
drie Plaatjes gekield.
Deeze , die in Italië en de Oofterfche Lan-
den zig onthoudt, was in de Verzameling van
den Sweedfchen Baron van Gyllenboug , onder
den naam van Schildpad, met aan de Voor- en
Agterpooten, ieder, vier fcherpe Nagelen. De
Voorpooten zyn meer gevliesd dan de Agterpooten,
(f) Teftudo Pedibus fubpalmatis, Cauda Corpore di-
midio breviore, Tefta fubconvexa, poftice tribus ScuteL
lis carinata. Syfl. Nat. X. Teftudo Unguibus acuminatis.
Palmarum Plantarumque quaternis ^4 rmxn. ^4 cad. I. p.
139. n 33.
ten, beiden met Ovaale Schubben gedekt. Het UI.
Borftfchild is van agteren geknot, en in tweeën Afdeel,
gefpleeten, verdeeld door v y f dwarfe en eene
overlangfe Rreep. Het Ruggefluk is gedekt stok.
met dertien Plaatjes, als gewoonlyk in de Schildpadden
, waar van de vier zydelingfe, allen met
hoekige Rreepen omringd , in ’t midden een
plek hebben die ruuw is-en geflippeld. De rand
beftaat uit vier-en-twintig in elkander fchietende
Rukjes. De Kleur is , aan de randen der Plaatjes,
zwartagtig of Yzergraauw, in ’ t midden
bleek.
De grootte van deeze Schildpad wordt niet virginifche.
gemeld; doch , dewyl men ’erdie mede gelyk
Relt, welke W ormius genoemd heeft zeer kleine
OoRindifche Land-Schildpad , denk ik , dat
het geenszins een van de grooten, voorgemeld,
zal zyn. Zy moeten zig in Moeraflen of Slyk
onthouden , volgens den Latynfchen bynaam.
Men meent dat het ook de Virginifche zy van
Grew, en dit brengt myeen foort van Land-
fchildpadjes in gedagten , waar van de Heer
Edwards zegt, dat hem zyn Vriend een Doosje
getoond hadt, welks bodem van het onderRe
Schild en het Dekzel van het bovenfie was gemaakt,
zynde geelagtig van Kleur. Zyn Vriend
hadt hem verzekerd, dat ’er zodanigen zig in
de NoordelykRe deden van Amerika, aan de
Hudfons-Baay, onthielden.
I. D e KL. VI, Stvk, D 4 (6)