treffende het vinden van een leevende Pad in ni.
een Eikenstam , die miffchien wel tagtig o f Afdeel.
honderd Jaaren oud was, door den Heer Sei- Hoofd-
gne, van Nantes, aan de Akademie gezonden stok.
werdt (*).
Niet minder zonderling is een Stuk, ’ t welk Het Man-
hyzonder aartig z o u z y n , indien het niet plaats hSwyfje!
had in een zo affchuwelyk Gedierte. Ik heb |n ^!e '■ er*
. losiin*.
de Verloffing op ’t o o g , waar in het Wy fje
door het Mannetje geholpen wo rdt, zo de
Heer Demours in een kleiDe Landpad meende
waargenomen te hebben. De Hiflorie-Schryvcr
van de Akademie der Wcetenfchappen van
Parys, fpreekt dien aangaande aldus (f) .
„ Op den avond van een Zomerfchen dag
„ zag deeze Heer , in ’s Konings Tuin zynde,
twee Padden, met elkander gepaard op den
,, rand van een Gat , ’t welk ten deele van
„ een grooten Steen gemaakt werdt* die ’er
„ boven lag. De nieuwsgierigheid deedt hem
s, naderen, om de oorzaak te ontdekken van
„ de heweegingea , die deeze Dieren maakten.
„ Twéé zaaken, beiden iets nieuws, deeden
,3 hern vcrfteld (laan: de eerde was de groote
,, moeite, welke het Wyfje hadt om haare Ei-
„ jeren te leggen, zo dat z y , zonder een uit-
,, wendig behulp, niet febeen dezelven te kun*
„ nen
(*) Hij7. de l'^Acad, Royale des Sciences de Paris,
de 1’Ann. 1731,
(>j-) La enime, de TAna. *741.
I .D sex.VI, Stuk.