jjj# Befchryving van ’c Koninglyk Sweedfche Kabi.
A fdeel, net is afgebeeld, heeft de Staart ftomp, op en
IX. neer platagtig. De Kleur is Afchgraauw, met
stuk! bruine Bandeerfelen.
C4ö) Adder met 150 Buikfchilden en 114 Staart-
üittulis. fcbubben, te famen 262.
De Heer Kalm heeft deezen Slang in Kana-
da waargenomen. Hy is van Kleur bruinagtig
fyn geftreept , met drie groen-blaauwagtige
Banden, in de laDgte, over ’t Lyf loopende.
•' xLvii. C4 7 ) Adder met 196 Buikfchilden en 69 Staart-
iSitrox. fcbubben s te famen 263 (
Wreede.
Deeze behoort, wederom, onder de Venynï-
ge Adderflangen; dewyl hy groote Tanden in
de Bovenkaak heeft. In die van S e b a , uit
Ceylon afkomftig, vind ik egter daar van niet
gewaagd. De Kleur is grys met gekielde Schubben:
(46) Coluber Sirralis. Kalm.
(47) Coluber arrox. ^ imaen. *Acad. I. p 30J N. 35-,
Mtd. Frid. I. p. 33. Tab. XXII. Fig. 2. Serpéntula
Ceilonica, feu Naja altera. Seb. Muf I Tab. 43. f. y.
(*) Hier is het famengevoegde getal .wederom, twee fluks
minder, dan de beide enkelde te famen genomen. Wy hebben
zulks ook gezien in de Europifche Adder, ’t Schynt
dat het door een byzondere Telling, of door twee Schub»
ben of Schilden, zo wel tot den Buik als Staart, te be.
trekken, veroorzaakt zy. Immers dus worden de getalen
van L inn,eus opgegeven , die dikwils den verfchillen.
Iemand, die Ondervinding heeft van dit tellen der Slangen
Schubben . weet wel . flat het, in veelen , byna
©ndoenlyk zy , de getalen van twee byzondere Tellm»eij,
op ién of twge paa, te doen overeepkomeq,
beh: de Kop van boven en op de zyden plat, m,
hoekig, en met zeer kleine Schubbetjes gedekt. Afdeel.
Ik heb een Adder, met lange Tanden in de Bo.
veDkaak, wiens getal van Buikfchilden 193, en stuk.
dat der Staartfchubben, wegens • de kleinte,
naauwlyks telbaar is : zynde grys van boven,
van onder bruin gevlakt: zeer breed en hoekig
van Kop, lang 22 Duimen.
(48~) Adder met 180 Buikfchilden en 8j Staart- XLVIU.
fcbubben,. te famen 264. Jibou.
De bynaam, Sïbon, is van de Hottentotten
afkomftig, zo S e r a meldt, die aldus een Slang
noemen , welke den Kop rond en wit heeft,
zynde langs de Rug geelagtig met lichtroode,
en aan den Buik witagtig o f lichtgraauw, met
bruinroode Vlakken. In die van ’c Sweedfche
Kabinet is de Kleur bruin Yzergraauw met wit
gefprenkeld, van onderen wit met bruine Vlakken.
Deze Slang onthoudt zig in de Zuide-
lykfte deelen vaü Afrika.
(49) Adder met 185 Buikfchilden en%i Staart XLIX.
fcbubben, te famen 265. Gewolkte
Van deezen Amerikaanfchen , die in ’t getal
der Schilden en Schubben zeer weinig van den
voor-
(48) Coluber Sibon. Mmosn. ^Acad, I. p. 304. N. 32,
Serpens Africana ab Hottemottis Sibon di£ta. Seb. M u f
I. Tab. 14. f.
(49) Coluber nebulatus. Muf. \xd , Frid. I p. 32.
Tab. XXIV. fig. i. C a t is b . Cur II. p. 42. T. 42?
I. De ei. VI. Stuk. B b 5