34 B ï s c a s ï v m e ▼ a i*
jjl# ne Schildpad; doch hadt een gaaping en de ge.
A fdeel, daante van een Pappegaays Bek. Van ’t agterfte
II. des Kops tot aan het Lighaam was de afftand
stuk!' van een Voet > zynde niets dan Vleefch en
Kraakbeen. De Schulp van de Rug, ook zwart,
was knobbelig en gegroefd. Van vooren hadt
het Dier twee Zwemvinnen , ieder derdhalf
Voet lang; van agteren insgelyks twee, ieder van
een Voet: de Staart was ook een Voet lang en
als die van een Schaap. Het hadt de langte
van omtrent zes en de breedte van vier Voeten
; weegende tuiïchen agt- en negenhonderd
Ponden (*).
Eigen- Noopens de Karet - Schildpadden wordt ons
fchappen. ^et volgende door Ro ch e fo r t , in zyn Nacuur-
lyke Hiftorie der Amerikaanfche Eilanden, verhaald.
Zy worden zo groot niet als de andere
Zee-Schildpadden en leggen haar Eijeren niet
in het Zand, maar in een foort van Keizelagtig.
gruis. Men kanze niet gemakkelyk vangen,
ten deele om dat zy zo byten, ten deele om
dat hunne Schulp verhevener is gerugd: weshalve
z y , omgekeerd zynde, zig gemakkelyk
weder op de Pooten wenden. Ook worden zy
om hun Vleefch niet gezogt, dat van een Pur*
geerende Eigenfchap is en het Lighaam doet
oploopen met groote Blaaren als Bloedvinnen.
L abat verhaalt de Hiftorie van een Monnik,
die
(*) Men vindt de omftandige Befchryving van deezen
Schildpad in de Memoden, die , geduurende het Jaar
v00t Akademie van Roueu gelezen zyn.
u i t S t H i t D i A D D ï N i 35
die het Ruggeftuk van zulk een Schildpad ge-
kogt en ’er rykelyk van gegeten hebbende, in Afdeeï»
een fchrikkelyken Buikloop en zwaare Koorts H*
verviel, zynde na drie of vier Dagen geheel STUK,
bedekt met Bloedvinnen als Ganzen Eijeren,
zo dat hy naauwlyks zitten of leggen kon. Na
omtrent drie Weeken verloops werdt hy eerft
weder herfteld: doch hadt ’er dit voordeel van,
datby , geduurende d e v y f o f zes Jaaren van zyn
verblyf op de Weftindifche Eilanden , nooit
door eenige Ziekte werdt aangetaft. Het Volk
dat op den Schildpadden-Vangft gaat, en , ge*
duurende omtrent vier Maanden tyd s , welke
zy aan dien Vangft befteeden , niets dan het
Vleefch en Vet der Schildpadden nuttigt, worde
daar door van verfcheide Ongemakken, en zelfs
Veneriaale Kwaaien , zo men ze gt, genezen:
mids men het Vleefch der Karet - Schildpadden
, in behoorlyke veelheid naar de kragten
van den Patiënt, onder dat van andere Schildpadden
menge. Een weinig daar van gegeten
verftrekt, voor een gezond Menfch, ook tot
een bekwaame Buikzuivering. In ’t algemeen
wordt aangemerkt, dat het Vleefch en Vet der
Schildpadden aan het Zw e e t, der genen die heC
eeten, zulk een Kleur geeft, dat men het altoos
aan hun Linnen kan gewaar worden. Dat
der Karet-Schildpadden, in Zout gelegd, is zo
fterk niet van uitwerking als te vooren. Ook
zyn haare Eijeren lekkerder dan die der andere
Soorten. ■