III; den 206. Zyn Kleur is zwart, met de fchuin-
deel. fe g anj en cn (je he]f(; der Schubbeo wit. Zyn
Hoofd- *3n£ce ’s gemeten op zes Sweedfche Voeten,
stuk. de dikte van ’t L y f , op ’t meefte, drie Duim»
Vergramd o f getergd zynde, blaart hy de Keel
en Hals op, zo dat dezelve viermaal zo dik
wordt als het L y f is. Deeze Slangen vindt men
in JSeder-Egypte.
C?2) Aider met 165 Buikfchilden en i<8 Staart-
Ftliformts. . , , , . u
Draadflang. Jchubben , te famen 323.
Deeze Indiaanfche is zeer dun ; de Kleur
- zwart, van onderen w it: hy heeft den Kop dikker
dan het Lyf. Men vindt hem in ’t Kabinet
van zyne Sweedsche Majerteit.
lxxiii. (73) Adder met 217 Buikfcbilden era 108 Staart-
Gemarmer fcbubben , te Jamen 325.
da '
Deeze Slang , diezig in ’t Sweedfch Koning-
lyke Kabinet bevindt, is gemakkelyk van de
overigen te onderfcheiden zegt b a l k ; doordien
hy het L y f , inzonderheid de Rug, fa-
mengedrukt en bykans gekield heeft. Van deeze
Kenmerken, egter, vind ik inde befchry ving
van
(72) Coluber Filiformis. Muf. Md. Fr id. p. 36. Tab.
xvn. f. 2
(73) Coluber pullatus, Mmten. Mc ad. L p, 300. N.
25. Md. Frid. L p. 35. T. XX. f. 3. Coluber
Scutis 21 f , Squamis 104, G r o n o v . Muf. II. p. yó.
N. 12. Serpens Amboinenfi» , nigra 8c alba, Mpachy
ttatl didta, Seb, Muf. H. Tab. 20. f. 1.
van den Slang , dien Gronovius tot deeze
Soort betrekt, geen gewag gemaakt. Zyn Ed.
zegt o ok, dat dezelve het L y f , kort agter den
Kop, dunner heeft dan de Kop is: waar van
ik in de Afbeelding, by Seba, van dén Am-
bonfcheri zwart en witten Slang, die in Amerika
ook gevonden , eh van dc Mexikaanen
Apacbycoatl genoemd wordt, geen blyk vind.
Dezelve is ongemeen fraay, met zwart en wit,
op ’t Bovenlyf, gemarmerd, o ver zyne glanzige
Schubben, doch krygt op de helft breede Ringen
, daar de Kleur meert wït i s , en d eeze,
beurtlings van zwarte vervangen, löopen ten
einde van de Staart uit. Van onderen zyn de
Schilden ook met zwarte Streepen , op een witten
Grond, getekend. Zy doen de Menfchen
geen kwaad , leevende van Rotten, Muizen,
Vogelen en Torren.
G ronoviüs betrekt hier toe dien, wélken
Scheuchzer noemt dikken. Slang van Escula- -
pius , hebbende den Kop geelagtig , wit en
zwart bont, dik; het L y f met breede zwarte,
en fmalle witte en geelagcige Banden, zeer fraay
getekend; wordende de breedfte op ’t midden
Van ’t L y f Purperagtig ( f ) : als ook een ander
van Scheuchzer , dié den Kop en Rug zwart
heeft, met witte Vlakken van veelerley figuur
aartig gefprenkeld, en zwarte Streepjes zónder
orde loopende om den Buik; de Staart zwart,
bruin
(*) rhys. facr. Tab, 662 Fig- xt.
1, DtEt, VI. Si uk,
IX.
Hoofd»
STUK.