JU men in de Heilige Schrift ook van gewaagfi
Afdeel, vindt, veele zeldzaamheden. Volgens Plinius
T T zou het dien naam hebben, o f wegens de Kroon,
Hoofd- . T,
stok. welke het pp ’t Hoofd droeg, o f van zyn Ve-
£ ijilisius nynige kragt, waar door het den baas fpeelde
over alle Serpenten. Het doodde de Menfchen
en Beeften, volgens fommigen, door zyn Adem
o f geblaas, volgens anderen zelfs door !t enkel
Aanzien, ja ook de .genen, die het maar met
een Stok van verre 'aanraakten. De Inwooners.
van Pergamus kpgten, volgens ’t berigt van So-
I.INÜS, het doode Lighaam van een Bafiliskus,
dat zy zeer duur betaalden, om door hetzelve
.de Spinnen te beletten, in de Tempel van Apollo,
haar Webben te maaken.
Pater Roger , een Franciskaan, verhaalt ,dat
hy ,op zyne Reize in ’t Beloofde Land,een Ba-
filiskus heeft gezien, die dood was: zynde een
Soort van Haagdis, omtrent anderhalf Voet lang,
van Kleur g ry s, naar ’t rolfe trekkende; ruuw
van Huid; taamelyk lang van Kop, en boven
op dezelve met zes witte Knobbeltjes, die als
een Kroon maakten. Het Aanzien van dit Dier
is ftout, zegt h y , gelyk dat van een Haan: zo
'menigmaal het uit zyn Hol komt , geeft het
twee o f drie jammerlyke Schreeuwen , waar.
door andere Dieren gewaarfchouwd worden zig
•weg te pakken. Die zelfde Aiitheur verhaalt,
dat men onder Paus LEb den IV. te Rome een
Bafiliskus hadt, die door zyn enkel Gezigt verfcheifcheide
Menfchen doodde, en dat zeker Koop- jji
man van L ions zulk een Dier dood zondt aan Afdeel.
•den Kardinaal de Richelieu. Hoofd-
De Afbeelding vertoont hem, inderdaad, stuk.
verlchriklyk van gedaante. De geftalte is we l, Bttfliskus.
omtrent, als die van een Plaagdis, doch langs
de geheele Rug heeft hy een Vlerkagtige Vin,
byna als die der Baarfen, en op den Kop een
Kap o f Kuif, die egter weinig naar een Kroon
zweemt. Dit Gedierte onthoudt zig in deBoo-
men, zege men, en maakt van die Vin als van
Wieken gebruik, om van den een .in den anderen
te vliegen,; waar toe hun ook de Kap op ’t
Hoofd dient, welke zy vol Wind weeten te
blaazen. Door middel van beiden zwemmen
zy zelfs in ’t Water : doch , ftil zittende3
hangen deeze Vlerken , hun by ’ t L y f neer.
Z y zyn gefchubd, hebben lang gevingerde eu
fcherp genagelde Pooten , gelyk de Haagdiffen,
doch een dikke ftompe Tong, als de Salamanders.
’t Schynt dat z y , aan de K eel,oo k met
een Soort vap Zak voorzien zyn , gelyk de
Vliegende Haagdis o f Draak: waar van dit
Dier mifichien wel een grooter Soort mogt
zyn. Immers de Vin o f Vlerk op de Rug komt
m y , zo die niet dubbeld z y , geheel onbekwaam
voor om te vliegen; en, zo die dubbeld ware,
zou dit Schepzel weinig vaa onze Draakjes ver-
fchillen.
I . D e ei. V I,. Stuk, K 4 (zg )