111. •
A fd ee l .
XV.
H oofdstuk.
Fjruithtmy,
VI.
Tibmo.'
Schophaay
Pl LV1.
F tg. 2.
406 B ï S C H R Ï V I N 6 V A N
Natie, weleer , aldaar gedragen werdt. In
Amerika, daar hy zo wel als in de Noordzee
voorkomt, noemt men hem Pantouflier. De
Negers, aan de Kuft van Afrika, weeten hem
zeer wel meefter te worden; hoewel het een
zeer verflindende Vifch is, daar onze Viflchers
bang voor zyn. Andere Viflchen en zwemmende
Mènfchen kan hy door een floot om ver
fmyten, en hy is in ’t byzonder happig naar
Menfchen-Vleefch. O p p ia n u s vergelykt zyne
kragten by die van den Leeuw.
De Balans-Vifch heeft het L y f lang en rond,
met groote fterke Vinnen gewapend: de Huid
is zo ruuw niet als**die der gewoone Haaijen;
van Kleur Afchgraauwagtig. Zyn Bek, vol van
zeer fcherpe Tanden, heeft hy onder aan den
Kop, die, als gezegd is , uit een dwarsftuk be-
ftaat, dat van vooren een weinig krom loopt,
en aan ieder end een groot Oog heeft, zyde-
lings uitziende.
(6) Haay met den Kop zeer breed en HarU
vormig.
Een Amerikaanfche Vifch , naar den voor-
gaanden gelykende, doch met den Kop driehoekig
, zou eigentlyk de Kruishaay der Ne-
derlanderen zyn, volgens M a r cg jra a f, L in n je u s
heeft
(6) Squalus Capite latiffimo Cordaro. Syfl. Afaf. X.
Zygssna: affiuis Capite triangulo. Will. Ichth. Tiburonis
fpecies minor. Marcqr- Br*fiU *8i.
heeft ’er den Latynfchen naam Tiburo, die ge- ijr,
meenlyk aan den volgenden gegeven wordt, op Afdeel.
toegepaft. Deeze Vifch is niet oneetbaar, noch „ JV .
ónfmaakelyk. Hy wordt te Suriname Schop-Haay gTUK.
geheten wegens de gedaante van zyn Kop; ge- jxj,ophaak
lyk de Heer W. van der M eulen , die ’er een
tot het maaken van onze Afbeelding verflrekt
heeft, my verzekert.
Schoon de Heer Gronovius deeze Soort van
Haay, zo wel als de gene, welke K lein noemt
Galeus met den Kop in een Hyperbolifche figuur
tiitloopende, als Verfcheidenheden tot den Kruis-
haay betrekt (*) fchvnL jer my doch dezelve
merkelyk van te verfchiÜit. In dit Voorwerp,
darde langte heeft van omtrent negen Rynland-
fche Duimen, vind ik den Kop zeer plat en
dun, twee Duim en drie Liniën breed, op de
kanten wederzyds een Oog hebbende, dat maar
anderhalve Linie breed is, en een vierde Duims
daarvan a f, naar vooren, de Neusgaten. In de
Bek, die een haif Duim breed is , en getand,
fchuilt een dikke Tong. De dikte van het L y f
is ongevaar eeü Duim: het is fmalier dan hoog
en heeft op de Rug twee, aan den Buik v y f
Vinnen. De Staart is gevind ter langte van drie
Duimen, met eene Vin, die op zyde van de
Staart ftaat, en in ’ t midden, ter langte van anderhalf
Duim, even breed bly ft, zynde daar
breed drie Liniën, doch aan ’t begin een Kwab
heeft
(*) Zóopbyl. Gronov. Fafc I. Leid. 1763* p*
l. Debi, VI. Sivk, I i