mi
A fdeel.
V.
Hoofdstuk.
Pad.
InwenJigi
deelen.
Fig. 3.
Mannelykc
Teeldeelen,
Fig. 4-
het Schot, ’s Voorjaars , aan de Oevers def
Beeken en Rivieren» en fomtyds in de PlaiTen
der laage Wegen.
De Heer Roesel heeft niet alleen de Padden
naauwkeurig nagegaan in haare Paaring, maar
! ook dezelven op het konftigfte ontleed. In de
eerftgemelde Waterpad vertoont Fig. 3 , na de
opblaazing van de Longen en Pisblaas, de In.
gewanden, die ’t eerft voorkomen in de Ontleding
: ƒ het Hart » dat bleeker is dan in de
Kikvorfchen 51 u de Longen, die zeer groot zyn
en Celluleus, beftaande als t’eenemaal uit ronde
blaasjes. Z y reiken van het Hart tot aan
den Endeldarm, en vervullen byna den gant-
fchen Buik: want de Pad heeft geen Borfthol-
ligheid. Deeze blaasjes zyn doorfchynende,!
en , wegens de Bloedvaten ’er door verfpreid,
Vleefchkleurig. Door middel van deeze Longen
kunnen de Padden hun L y f zodanig doen
uitzetten, dat het tot een Spreekwoord geworden
is ; by zwelt op als een Pad. Onder het
Hart legt de Lever, uit drie Kwabben famen*
gefteld, w w w , en zeer bruin: daaar onder
de Maag x x, die langwerpig is en de Darmen
dekt; nog laager de Pisblaas z z 9 die in tweeën
is verdeeld.
T o t Afbeelding van de deelen der Voort*
teeling in het Mannetje, heeft hy Fig. 4 ge-
fchikt, in welke nog andere Ingewanden, die
in de voorige Figuur verborgen waren, worden
aangeweezeo. aal) zyn de Nieren» zeer lang*
wetwerpig
van gedaante, waar op de Balletjes o f JIÏY
Teftikelen c , c leggen, die in deeze Pad geel* AfDEEr"
agtig van Kleur zyn , gelyk ook de bladerige
aanhangzels dd9 dd, aan de Balletjes gehegt, in stuk.
de [voorgaande Figuur by y, y ook zigtbaar. Pad.
Deeze aanhangzels zyn alleenlyk ten tyde der
Paaring van die grootte : anders kan menze
naauwlyks vinden , hoewel zy in de jonge Padjes
zeer groot zyn. Op zyde van ieder Nier
vertoont zig een dun Buisje e . e , uitloopende
in den Aarsdarm f f , by g. Deeze Buisjes houdt
Roesel voor Zaadblaasjes, welke in deeze Pad
veel dunner zyn dan in de Kikvorfchen , en eerder
voorkomen als Kanaalen, om het Mannely*
ke Zaad te ontladen.
In een Wyfjes Waterpad, die ten tyde der Vrouwely
Voortteeling geopend werdt , vondt men de d'eien!'
Ingewanden als in Fig. 5 , daar b het Hart ver- Fig. 5.
beeldt, id e Galblaas, kkk de Lever, /,/ de
Longen ; m9 m, m, m de Eijerdokken ; n , n
een gedeelte van de Eijerwegen; 0,0 de Bladerige
aanhangzels en pp pp de Lyfmoeder.
Voorts wordt hier de Maag door de letteren qq,
de Milt door r , de dunne Darmen door s s , de
Endeldarm door t , en de ledige gdlonken Pisblaas
, door u u aangeweezen. Wanneer de
andere Ingewanden weggenomen zyn, vertoo*
nen zig de Teeldeelen , na dat zy met Lugt zyn
opgeblazen, als inFzg. 6. enww zyn de Mond- %
jes der Eijerwegen naby het Hart , met een
Draadje toegebonden. Deeze Eijerwegen zyn
I. P eei. VI. Stuk, O van