m die als een Soort van Borduurwerk zig vertoqnt,
A fdeel, geeft ’ er den bynaam aan, welken de Poule
X- peintades , thans bekende Vogelen uit Tndie,
Hoofd- v ’ T . , c
stuk» voeren ( * ) . L inn^eus zegt, dat deeze Soort
aan den Tvveepoot-Slang , zo even gemeld ,
gelyk is ; doch in het end van de Staart fchynt
my een aanmerkelyk verfchil te zyn, dat deeze
zeer ftomp en rond heeft. Seba betrekt hem
onder de Stokflangen, en zegt, dat hy zo wel
uit Ooft- als uit Weftindie komt, doch dat de
Ooftindifche bruiner rood zyn en het gebandeer*
de borduurfel hooger gekleurd. Z y hebben,
voegt hy ’er b y , kleine Tandjes en geen Neus-
gaten. De zwarte flippen loopen, op een Zeegroenen
grond , in verfcheide ryën overlangs,
zegt L inNjEüs.
m . (3 ) Slang met 180 Schubben aan den Buik, 18
Addera°tf- aan ^taart» in Se^ee^ 198.
ge,
Deezen Slang, die fierlyk bleek en bruin
bont is , heeft Doktor Hasselquist in Egypte
waargenomen, en befchreeven., Deszelfs Staart
was zeer kort en fcherpagtig; de geheele lang-
te v y f Span; de grootfte dikte een Duim. De
kleinte van den Kop onderfcheidt deezen, zo
wel als de anderen, van de Adders, en de Tong
is aan de punt geknot.
( 4)
(*) Zie 't voorg, V. S tuk , Madz 578.
(}) Anguis Colubrina. Hasselq; hin. 320. [ ;5p] N.
6j.
m
(4) Slang met 186 Schubben aan den Buik, 23 Hfc
aan de Staart, in ’t geheel 209. A fdeeu
X,
Deeze Egyptifche Slang was maar twee Span
lang, met witagtige Vlakken op de Rug gete- jy.
kend, en hadt de Buikfchubben wat grooter
dan de overigen. De Staart was een Duim
lang, dikagtig, met een ftompe punt.
(5 ) Slang met 200 Schubben aan den Buik » 12
aan de Staart, in ’t geheel 212.
Behalve een Soort van Biceps uit Ooftindie,
wordt tot deeze Soort ook een Slang betrokken
uit Paraguay , in *t binnenfte van Zuid-Ameri-
ka, welke aan den Heer S e b a , onder den naanl
van Miguel de Tucuman, uit Spanje was gezonden.
De Kenmerken van deeze Soort zyn ,
dat de Staart aan ’t end byna zo dik is als de
Kop, en dat de Kleur van boven geel is , met
een bruine langs de Rug, van welke dwarfe Banden
, die fmal zyn en bruin, om het L y f heen
loopen, De Grondkleur van een Surinaam-
fchen, by GronovIüs , is wit, met Bandeerfe-
len van Leverkleur; de langte tuftchen de negen
V. Maculata. Gevlakte.
I l
®m\
m i
'nSal
SmK»- y.iv$f\"
m
m
(4) Anguis Jaculus Hasselq. hin. 319. [368.] N. 64,
(5) Anguis maculata. Muf. ^Ad. Frid. I. p. 21. T*
XXI. f. 3. Gron. Muf. II. p. 53. N. 5. Tucuman, five
Miguel de Tucuman di£ta, Serpens ex Paraguaja. Seb.
Muf. II. T. ioo. f- 2. Serpens ^Amphislanb, Orientait*.
Id. Muf. I. Tab. 5-3. f, 7,
I. D eel, VI, Sïuk, D d 2
:iiiu
■ ■ ■