Hf. vertaald heeft als een Draak der Wilderniflen s
Atdeel. komt elders voor als een Walvifch o f Zee-
Monfter, en fchynt dikwils, eenvoudiglyk, een
stuk." slanS te betekdnen. ’t Is waar, dat ia de O-
penbaaringe gefproken wordt van een grooten
rooden Draak,met zeven Hoofden en tien Hoor-
nén; doch, behalve de Zinnebeeldige betekenis,
die daar in doorftraalt; vindt men dit Dier
ook naderhand genaamd de Oude Slang: ’c welk
wederom. een duifterheid , in dit opzigt, veroorzaakt.
Niet minder onzeker is ’t , o f men
daar den Jooden, zo Scheuchzer z e g t, in de
Israëlitifche Wet verbooden was , Beelden te
maaken die naar Draaken geleeken ; daar door
groote, Vuurige, Venynige Slangen, o f zulke
Dieren, welken men hedendaags onder den naam
van Draak zig voorftelt, te verdaan hebbe. Dit
laatfte is wel het waarfchynlykfte, dewyl men
weet, dat ’er zodanige in de Wapens van den
Keizer van China zyn , en niet alleen op Vaatwerk
gefchilderd, maar zelfs als Beelden ge-
fatfoeneerd, aldaar gevonden worden, Evenwel
is ’took bekend, dat de vindingryke Geeft der
Chineezen hun, in dit opzigt, aanvoert tot de
ongerymdfte buitenfpoorigheden. De Koperen
Slang door Mofes opgeregt, dien de Israëiiten
tot den tyd van Hiskia toe aanbaden, voert een
anderen naam.
Geftalte. Niet minder verwarring is ’er, onder de on-
gewyde Schryvers van den ouden tyd , over
de geftalte van de Dieren, die zy Draaken noemen.
men. Abensina en AëTius geeven ’er Schub. jjj#
ben aan en groote Oogen in de Kop, Hair op A fdeel.
de Huid, een Baard aan den B e k , een wyde Hl.
Keel , uitfteekende Tong en lange Tanden. s^™~
Volgens Philostrates zouden de genen, die
zig op ’t Gebergte onthouden , een Kam o f
Kuif hebben , welke met de Jaaren grooter
wordt, en een Saffraankleurige Baard: daar die
in de Moeraffen zig onthouden zonder Kam zyn.
Anderen fpreeken van gehoornde Draaken; ee-
nigen fchryven ’er twee, anderen vier Pooten
aan toe,, en de meeften willen, datzy gevleugeld
zyn. Volgens fommigen js hun L y f als
dat van een Varken: de Kleur zwart, ros of
Afchgraauw; ook geel of Goudkleurig; de Buik
groen,de Rug zwart. Men vondt ’e r , in Kongo,
van grootte als een Ram, gevleugeld, geel en
met een langen Bek, die raauw Vleefch aten.
Aan de Ganges waren ’er , volgens Philostrates
, welker Oogen glinfterden als een Diamant.
De meeften willen dat de Draaken Venynig Venynig.
z y n , en Aristoteles heeft ’er van één gefpro-heid’
ken, die de Lugt befmette door zynen Adem.
Anderen verhaalen, dat z y , den Menfch willende
dooden, een Wortel eeten, die Vergiftig
zy. Die van den Berg Atlas waren zo vol
Venyp, dat iemand fterven moeft, die ’ér flegts
aan geraakt hadt. Daarentegen werdt van de
Egyptenaaren het Vleefch der Draaken gegeten
, zynde groen van Kleur , en van het Vet
I.Dfcüi. V I,S tuk, b e -