III.
AFEEEL.
IV.
Hoofdstuk.
XII.
zurea.
Hemeifch'
blaauwe.
XIII.
Turcica,
Turkfche.
aan het midden met zes ryën Stekels gewapend ,
verder tot aan de punt gelyk en elfen. De Vingeren
der Pooteu zyn, gelyk in de Gekko, van
onderen platagtig gefchubd , met zeer kleine
Nageltjes. Het geheele L y f is aan de onderkant
glad en gedekt met Schubbetjes, die zeer
klein zyn.
(12 ) Haagdis die een korte gerondzelde Staart
. heeft, met fcherp gedoomde Schubben.
Zeer weinig fchynt deeze , volgens de gemelde
Kenmerken, te verfchillen van de negende
Soort: doch indien men • de Afbeeldingen
der twee Haagdiffen, welken Seba nevens
elkander op de zelfde Plaat geeft, vergelykt,
zo openbaart zig een aanmerkelyk verfchil. De
andere is by uitftek leelyk : deeze wordt van
hem genoemd, uitneemend fcboon getekende Afri-
kaanfche Haagdis, en hy ze g t, dat zy rondom
het Bovenlyf een bekleedzel van ligtblaauw
heeft, met zwarte Banden , die zeer fyn ge-
. fchubd, met verheven witte Stippen, als met
Paaiden geborduurd, zig vertoonen. De Kop
is ook , zo wel als de Pooten , met zwarte
Kringen verfierd.
( 1 3 ) Haagdis met de Staart eenigermaate gerond'
(12) Lacerta Cauda Verticillata brevi . Squamis mu-
cronatis. Muf. ^Ad. Fritl. I. p. 42. S eb. M uf I. Tab.
L X ll Fifi 6.
(13) Lacerta Cauda lubverticillata mediocri , Corpore
grirondzeld,
van langte middelmaatig, het L y f
grys enflaauwelyk Wrattig.
Deeze, die in de Ooflerfche Landen zig onthoudt
, is door den Heer E dwards befchreeven
en afgebeeld, onder den naam van kleine, Afch*
graauvo gevlakte, Afrïkaanfche Haagdis. Haar
Staart is naauwlyks langer dan het L y f ,
en niet zeer zigtbaar gerondzeld o f geringd:
het L y f van Kleur graauwagtig , met bruine
Stippen, oneffen, en als met afgefleeten Wratten
befprengd. De Vingers der Pooten zyn
alle nagenoeg• even lang, tegenftrydig met het
gene in andere Haagdiffen plaats heeft. Hy
meent dat zy tot die behoore, welke in Engeland
Efts genoemd worden; en die men veel
op „vogtige Plaatfen en onder Steenen ontmoet.
(14) Haagdis met een lange gerondzelde Staart,
dertig Schilden aan den Buik, de Halskraag
van onderen met een dubbelde plooy.
By
gnfeo fubverrucofo. Syft. Wat. X. Lacerta minor Cinerea,
macuiata Afiarica. Eow. ^Av. 204.. Tab. 204.
(14) Lacerta Cauda Verticillata longa, fcutis Abdomi-
nis triginra , Collari fubtus ruga duplici. Syfl. Nat. X.
Lacerta Cauda tereti Corpore duplo longiote . Pedibus
pentada&ylis, Crifta nulla, fcutis Abdominalibus 30.Mmxn.
^tcadA.p.127 igi.Muf.Md.Fr.l. p.4^ Lacerta Caudi
tereti Corpore triplo Iongiore, Squamis iseviflimis, Abdominalibus
oblongo quadratis. Gron. Muf II, §0- n<
56. Lacertus Indicus. Ci_us. Exot. ixy. Lacertus major
viridis. Edw. M v. 202. T. 202. 203. Worm. Muf.
f. 3x3 Lacertus Indicus. R aj. Q mdr. 270. Seb, Muf.
I. Dbbl, Vl. Siwk. H '5 i
nr.
A fdeeu
IV.
Hoofdstuk.
XIV.
Atmeiva.