wen, een kragtig ontbindend Kwylvogt noodig.
A fdeel, hebben tot verteering van dit Voedzel, dac hun
IX. dikwils in de Keel zitten blyft, en niet dan
Hoofd- , , ,
stuk. zeer langzaam verteerd wordt. Aan dit laatfte
lutopifchc. fchryft hy toe, dat de Adders, ettelyke Maanden
, zonder Voedzel kunnen Ieeven. De koude
aart der Adderen, bovendien, eD de traage
beweeging van hun Bloed , maaktze minder bekwaam
om dóór de knyping der Ingewanden de
ingeflokte Dieren te dooden : weshalve hun het
gedagte Venyn daar toe noodig was, waar van
één Druppeltje dikwils een Dier het Leven beneemt
, en de Menfch wordt ’er dikwils, hoe'
voorzigtig hyze ook behandele» van getroffen.
Gevaarlyk* A mbrosius Paró verhaalt , dathy, te Mont-
pellier zynde in ’t gevolg van Koning Karei
den IX , en de Tanden bekyken' willende van
een Viper, benevens de blaasjes, waar in men
het Venyn ondergeftelt te zyD; daar van aan
den Vinger gebeten werdt tuffchen de Nagel
en het Vleefch. Het zelfde Ongeval bejegende,
in den jaare I6 j8 , een jong Duitfch Heer»
die de Proefneemingen bywoonde, welken C ha *
ra s op het Venyn der Adderen deedt, en die
nieuwsgierigheid hadt hem, byna , het Leven
gekoft. Een ander die ’ér, twee Jaaren daar
n a , by tegenwoordig w a s , kwam het zelfde
over, en C haras ze lf kon dit niet ontgaan,
hoe behendig hy in ’c behandelen deezer Dieren
ware. Zie hier een aanmerkelyk Voorbeeld»
ten
ten dien opzigte , dat den vermaarden Jüssieu pf>
den jongen is bejegend (*). A fdeel.
Den 23 July des jaars 1747 , toen deezê Ho^ v
Heer aan ’c Kruiden zoeken was met zyne Leer- STUK>
lingen op de Heuvelen van Montmorenci, vat- Europifehe,
te eén derzelven, onvoorziens, een Addér, die
hem op drie plaatfen beet; aan den Duim» haa-
melyk, en voorften Vinger van dé regtef, en
aan den Duim van dé flinker Hand. Alle Vingers
wierden aanftonds doof, en zwollen op*
gelyk ook de Handen » zo dat hy de Vingers
niet kon buigen. In deeZe ftaat werdt hy ge-
bragt aan den Heer de Jüssieu , die ’er eenige
honderd Sehreeden a f was, en aanftonds den
gebeeten Perlöon geruft ftelde, door hem van
een fpoedige Geneezing té verzekeren. By geluk
hadt deeze Heer een Flefchje by zig met
Eau de Luce, dat, gelyk men w e e t, een Kon-
ftig mengzel is van vlug Alkali en Barnfteen-
Olie; daar van liet hy den Lyder gebruiken
zes druppelen in een Glas Water, en goot ’er
zo veel van op ieder Wond, als genoeg ware
om dezelven mede te ftryken en te wryven. ’c
Was toen omtrent één uuren ’s middags en
zeer heet Weer. T e twee uuren klaagde de
Lyder over Walging en viel in Flaauwte. Men
wilde zynen Arm , die zeer gezwollen was»
binden j maar Mr. de Jussieü verboodt zulks,
en
(*) Mem. de t '^dced, Royale des Sciences , de 1’And.
*747*
ï, Dkil. Vl. Stuk, Z