UI tand. De Pooten zyn los gevingerd , zonder
A fdeel, eenig Vlies, en de langte raag, raet de Staart,
IV. in deeze ongevaar een Voet , in de andere an-
*stuk!" derhalf Voet bedraagen.
v. (5) Haagdis met een gekielde Staart, bet Ly f
Mtiutor. $ ,
Sauvegarde. ongewapend.
Met dit eenvoudig Kenmerk wordt een Soort
van Haagdiflen bedoeld, welken men gemeen-
lyk Sauvegardes noemt, om dat zy als tot be-
fcherming o f bewaaring ftrekken van den
Menfch. Want het Dier begeeft zig fomtyds
te Water, hoewel nooit diep in Z ee , en, aldaar
een Krokodil ziende o f hoorende aankomen
, maakt het, waarfchynlyk uit vreeze voor
dit Monfter, een fterk Geluid, waar door iemand,
die zig in ’t Water baadt of zwemt, of
op den Oever zig bevindt, gewaarfchouwd
wordt, om zig door de Vlugt te redden, gelyk
de Haagdis ook doet. Zy wordt derhalve hier,
met r e g t , Monitor o f de Waarfchouwer ge-
bynaamd.
Meer dan eene Afbeelding vindt men ’er van,
in ’t Werk van Seba , op de aangehaalde plaat-
fen. In die van een Ceylonfe Haagdis Tab.
CV. Fig. i , hebbende ongevaar de langte van
twee
(f) Lacerta CaucU carinata , Corpore mutico. Syß.
Nat. X. Lacerta Caudal ancipiti Integra , Pedibus pen.
tada&ylis, Digitis omnibus Unguiculatis. Muf. ^Ad. Frid.
ï. p. 41, S fb, Muf. Tom. II. Tab. LXXXVI. Fig. 2,
Tab. CV. Fig. r. & Tom I. Tab. XCIV. Fig. r , a.
twee Voeten , vertoont zig duidelyk, hoe de Hf.
Staart gekield is of fcherp geragd van boven. Afdeel.
Deeze was zeer fraay geringd, geplekt , ge-
fpikkeld en gebandeerd ; doch verfchilde , in stuk.
fierlykheid, nog veel van die Amboineefche , Sauvegarde,
daar in het I. D e e l , Tab. XCIV. Fig. 1 , 2 ,
3, de Afbeelding van gegeven wordt; waar in
de Natuur de Konft oneindig overtreft, zo Se-
ba aanmerkt. Dit Diertje , naamelyk , was
onvergelykelyk fchoon gemarmerd, en over ’t
gantfche L y f getekend met fyne Schubbetjes
van w itte , zwarte en rosagtige Kleur. De
langte mogt, met de Staart, omtrent anderhalf
Voet bedraagen. Voorts merkt hy aan , dat
deeze Haagdiflen, indien zy geen Pooten hadden
, volmaakt naar Slangen gelyken zouden:
wanê het L y f is niet zeer dik, de Kop langwerpig
rond en de Tong dubbeld fpits. Men
kan ’er byvoegen, dat de Pooten vyf-Vingerig
en alle Klaauwen genageld zyn.
Ook blykt uit andere Afbeeldingen, dat de Surinaat«*
fcherpe rugging, o f gekieldheid, van de Staart,
geen eigentlyk Kenmerk zy van deeze Soort.
Dezelve is niet aanmerkelyk in die Weflindi-
fche Haagdiflen ,. welken S’eba Sauvegardes
noemt ( * ) , noch in die, welke Tupinambis geheten
wordt in Amerika ( f ) ; noch ook in de
Tejüguacu• of Tfiaaxmi-Haagdiflen , dat ooit
Sau-
(*) II. D eel , bladz. u i .
( j) II. D eel. Tab. LXXXVI. Fig. 2,
I. Deel. VI. Siuk. G %