III. deeze Viiïchen zig als ge.armd vertoonen, en
A fdeel. jjorltvinnen hebben aan de Armen zittende.
Hoofd ^ eer Gronovius fteltze , gelyk Artedi
stuk. hadt gedaan, nog in de Rang der genen die
hy noemt Branchioftegi.
Soorten, ’t Getal der Soorten van dit Geflagt i s , by
den Heer L inileus , tot drie gebragt, waar onder
een Europifche, en twee der warmer Lugt-
Itreeken zyn.
i. ( i ) Zee-Duivel die platagtig is , met een ronde
Piscatoriuf,
Hooienpi'
l v i . De gewoone naam van deezen, by de Au«
3 * theuren, is Rana pifcatrix* o f viflchende Kik-
vorfch, om dat hy de gedaante van een Kik-
vorfch, o f liever van den Vifch-Kikvorfch van
Suriname h e e ft, die Rana Pifcis genoemd
wordt ( * ) ; en dat hy de andere Viffchen met
een Soort van Hengel vangt. Artedi noemt
hem, derhalve, Lophius met Baardjes of Klaaü-
«wieren aan den Bek. Door die van Istrie, aan
den Go lf van Venetie, wordt hy Rofpus-Vifch
geheten; (want Rofpus is by hun een Kikvorfch,)
door die van Lombardie Zatto. De Engelfchen
noemen hem Toad- o f Frogfish, o f Sea-Divel;
de
(i) Lophius deprefïus , Capite ro ton dato. Syfl. Nat.
X. Gen. 117. Lophius Ore cirrofo. Art. Gen. 63. Syn.
87. It. Scan. 327. Muf. Md. Frid. 55. Gr o n . M uf !•
p. J7- Rana Pifcatrix. Charl. Onom. 199. T. 2©i.
Olear. Muf. 37. T. 23 f. 4.
(*) Zie bladz. 235. hier voor.
de Franfchen Diable de Mer o f Grenouille de Mer.
Onze Viffchers geeven ’er, behalve den naam
van Zee-Duivel, ook wel dien aan van Hoofen-
Bekt wegens de afgryzelyke gaaping en wydte
van zyn Kaaken.
Den ouden fchynt dit Zeemonfter bekend ge-
weeft te zyn. Aristoteles , Elianus , Athe-
neus en Oppianus , Ipreeken van een Batracbos
HalioSy zynde een Kraakbeenige Vifch , waar
van ook OviDius, Punius en Cicero , ondet
den naam van Rana marina, gewagen. Ronde-
letiüs noemt hem Galanga, en zegt dat hy te
Marfeille Baudroi, te Montpellier Pefchetèau
geheten wordt. De Italiaanèn, in ’t algemeen,
noemen hem ook Diavolo di Mare, doch meelt
Marino Pefcatore, volgens Salvianus. In Noorwegen
wordt hy Steen-Ulk getyteld, om dat hy
zig dikwils onder de overhangende Rotfen onthoudt.
Dit Schepzel komt alom aan de Zee-Kuften
van Europa vo o r, en wordt nu en dan, toe-I
valliger w y z e , met andere Viflchen in een N e t,
o f ook wel op zig zelf gevangen. Jn de Noordzee
vondt men ’er eens een valt. zitten aan een
kleinen doóden Walvifch, daar hy zig Zo valt
in gebeeten hadt, dat hy niet weer los hadt
kunnen komen. In de Maag van eenen, dié
voor weinig jaaren aan de Noorfche Kult ge«
vangen werdt, vondt men niets dan Moffel-
Schulpen, benevens een taamelyk grooteh Steen*
Deeze Helde zig ‘ tegen den VilTcher wat te
I, Deel, VI. Stuk, L I 3 Wfief,
m .
A fdeel*
XVII.
Hoofdstuk.
Htofenbekt
Woóü*
1 laats.