III.
A fdeel,
II
Hoofdstuk.
fchil is, als blykt zeer groot. „ In de Schild-
„ pad (zegt 141 V erney) gaat, by eiken Om-
,, loop, een weinig meer dan een derde deel
„ des Bloeds in de Long over, alwaar het alle
„ noodige bereidingen, ontvangt tot zyn ge-
,, bruik , en het daar in vloeijende B loed is-
,, voornaamelyk dat gene , ’ t welk de derde
„ Holligheid bevat, zynde byna zuivet Ader-
„ lyk : het ander gedeelte van 5t Bloed der
,, Aderen ,dat in de eerfte Holligheid is , mengt
„ zig met dat van de tweede Holligheid , ’t
,, welk van de Long terugkomt, beladen met
,, werkzaame deeltjes , dewelken dus aan al
,, het Bloed, dat zig door de Slagaderen ver-
„ fpreidt , worden medegedeeld , zo veel als
„ noodig is tot Voeding van het Dier. In ’t
„ Hart van den Menfch heeft dergelyk een
„ vermenging, van ’t Aderlyke Bloed met dat
„ der Longen, geenszins plaats.
„ De drie Holligheden van het Hart, in de
„ Schildpadden, maaken eigentlyk maar ééne
,, Holligheid uit, weinig velschillende van die
„ des Harts in de VHTchen en Kikvorfehen, en
„ de drie Slagaderen voeren in dezelven nage-
„ noeg het zelfde uit, ais de Aorta doet in de
„ gemelde Dieren; te weeten het Bloed , op
j, den zelfden tyd, over te brengen in de Long
„ en de andere Lighaamsdeelen. Want men
j, moet de drie Slagaderen als ééne aanmerken,.
,, om dat zy allen uit een zelfde Holligheid af-
„ komltig z y n : byna even als in de Kikvorfchen
»
9, fchen, Salamanders en dergelyken, de Long- jj r>
„ Slagaders takken der Aorta zyn. Geen O- Afdeel.
„ vaal Gat of Kanaal van Gemeenlchap kan K.
„ derhalve plaats vinden in deeze Dieren. Maar gïuKs' ■
„ in de Menfchelyke Vrugt, voor dat zy Adem
„ haaien kan , zou de doorgang des Bloeds,
„ volgens den gewoonen weg,bnmooglyk zyn:
„ derhalve heeft de Natuur byzondere Wegen
„ daar toe gefchikt, die in de Schildpadden
„ en Padden geheel onnoodig waren, zo wel
',, voor als na de Geboorte; dewyl in dezelven
„ al het Bloed , dat door de Holaders in het
„ Hart terug gebragt wordt, niet door de Lon-
„ gen circuleert (*).
Ik zal hier de befchi y ving by voegen der Lig- Surinsam-
haams-geftalte van deSurinaamfchcLand-Schild- [chüdpa”.d*
pad, uit het Kabinet van den Heer Gronovius.
Deeze noemt zyn Ed. Schildpad met Pooten om
te loopen,fcberpe Nagelen,aan de Voor- en Agter-
pooten ieder vyfQf~). Deszelfs Kop is ovaal, van
vooren fcherp , van boven verhevenrond, plat-
agtig, breed : de Oogen zyn zeer groot, met
Oogleden gedekt, ftaande in ’t voorfte van den
KopI digt by elkander: aan de tip van den Bek
twee zeer kleine Neusgaten, ook digt by één;
de Bek ftompagtig fpits, met beenige Kaaken,
waar
(*) Du Verney, Oettyres ^4 uatomiques, Paris 1761,
Tom. II. p. 458. 477, 48<J.
(t) Teftudo Pedibus curfuriis , Unguibus acuminatiSj
Palmarum Plainarumque quinis. Gronov. Mitf hhtbyolor, '
Tom. II. Lugd. Bat. 1756. p. 86
h De ei , VI. Siv*. D 3