ÏS)8 B É S C H Ï Ï V I S Ö V A K
ren , agter elkander opknapte. Zelfs willen
A fdeel, fommigen, dat z y , by geval, ook wel grooter
V. Dieren, gelyk Vogeltjes en Muizen, ja zelfs
Hst° k?’ Wezeltjes zouden verfcheuren.
Pit. Omtrent dit alles zal , waarfcbynlyk, een
groot verfchil zyn naar den Landaarc iyet alleen
, maar ook naar de grootte zo der Spinnekop-
pen als der Padden. Die allergroocfte ruige
Spinnen, naamelyk, zouden de kleine Padden mis-
fchien wel durven aandoen; daar die Padden van
Guinée, welken , zo Bosman fchryfc, de grootte
hebben van een Tafelbord, geen zwaarig-
heid zouden maaken om Muizen , Rotten o f
zelfs Wezeltjes te verflinden. O f z y , naar reden
van de grootte, ook Venyniger zyn, is tot
nog toe niet duidelyk beweezen.
V nig- Maar wat fpreek ik van de Venynigheid der
heid., Padden, daar die van fommigen o f onwaarfchyn*
lyk gefield, o f volflrekt' geloochend wordt.
Het bepiffen ze lfs, dat zy gezegd worden te
doen, wordt geheel in twyfel getrokken; de-
wyl fommigen meenen te vveeten, dat zy niet
op de wyze der Viervoetige Dieren hun Water
loozen, maar week dry ten, gelyk de Hoenders
en andere Vogelen, die zo wel Nieren en Pisleiders
als de Padden hebben. De misflag kan
daar uit ontdaan zyn , dat men deze Dieren
fomtyds, een geluid maakende als o f zy rochelden,
van agteren een'zwarte, vloeibaare StofFe
heeft zien uitwerpen, d ie , buiten twyfel, uit
Drek en fis te gelyk zal beftaan. Dvenwel zyn
, ., : *er
o E K i k v o r s c h e n . Ij#)
'er die pillen, zo de Heer Roesel aanmerkt. TH.
Dat, ten minfte, de gewoone Waterpadden A fdeel.
niet Venynig zyn , wanneer men ze inneemt,
blykt uit een Waameemmg van Valtsnieri, stuk.*
vermaard Hoogleer-aar te Padua. Deeze Heer Pad.
verhaalt, dat, in den jaare 1692, eenigeDuit-
fche Soldaaten, geinkwavtierd in ’t Kafleel van
Arceti, in ’t Voorjaar het Landvolk Kikvorfchen
hebbende zién eeten , en dit willende navol-
gen, -uit de Graft een menigte Padden haalden,
die van hun werden gekookt en gegeten I zonder
dat hun eenig ander Ongemak daar van óverkwam,
dan een ligte Ontvelling aan de Lippen,
*t Gehemelte, de Tong en Keel, benevens menigvuldige
poogingen om te Wateren. Men
verhaalt o o k , dat zekere Vrouw haar Man,
die deerlyk Waterzugtig was , willende ver-
geeven, voor denzelven Sop van Padden kookte
, ’t w e lk , in tegendeel, zodanig uitviel,
dat de Man een flerke Waterloozing kréég
én geneezen werdt. Roe sel verhaalt , dat
meer is, hoe het arme Landvolk dikwils de jonge
Padjes voor Vifchjes aanziet, en ze daar' voor
eet. *
Dit alles, egter, bewyflniet, dathetKwyï, NieuwBe-
de Vuiligheid, o f het aanraaken der Padden 7, raia8nfg calaiennd,e*
met fchadelyk zou kunnen zyn. Men weet
dat-het Vleefch der Adderen niets Venynigs
h e e ft, daar nogtbans de Beet doodelyk kan
worden. Ook vind ik een nieuw Berigt, tot
bekragtiging van de Venynigheid der Padden ,
I» Drai, Vl. Stuk. N 4 door