jjj# of kwakken, deeze Blaazen uitfpannen. In de
A fd eel. Weftindiën verveelen deeze , insgelyks , zeer
v » door hun Gefchreeuw, dat egter, zo het Land.
stuk.* volk zig verbeeldt, mooy Weer aan duidt: want
in Regen en Koude honden zy z ig , gelyk onze
Boeren-Nagtegaalen, ftil. ’t Is aan Seba
gebleeken, dat deeze Weftindifchen ook op
jonge Kikvorfchen aazen. Sommigen hebben
zodanige Blaazen niet. De Geftalte zweemt
veel naar de Europifchen, doch ’t L y f is van
agteren ongemeen dun en fchraal. De Kleur
van de zynen was geelagtig, in fommigen met
ros gevlakt. Men vindt ’er thans, by de Liefhebbers,
die taamelyk groot zyn en Melkwit
van Kleur. Die men in ’t Sweedfche Kabinet
hadt waren Loodkleurig, met groote witte
Vlakken, op de Rug en Pooten, gefprenkeld.
Dat zy ook Worken hunnen is blykbaar, en
hier van heeft L in&leus ’er den Latynfchen by-
naam aan gegeven, die egter, insgelyks, op
veele andere^ toepaffelyk zoude zyn.
VL HOOFD'
VI. H O O F D S T U K .
De Eigenfcbappen van de Sl a n g e n in ’t algemeen
, ■ derzelver Naam , Voedzel, Voort-
teeling,verbaazende Grootte en menigvuldige Ver.
fcheidenbeden. Afgodery aan dezelven van óuds-
her tot heden gepleegd. Berigten van een voon-
derlyken Zee-Slang aan de Kujt' van Noorwegen,
Rangfcbikking en Kenmerken der Slangen.
In de befcbryving der Dieren van beiderley
Leven (Ampbibia) zyn wy thans gevorderd
tot den tweeden Rang, welke de genen bevat,
die ejgentlyk Kruipende Dieren heeten. Want,
hoewel men de genen, die thans in ’t algemeen
Reptilia genoemd worden, gelyk de Schildpadden
, Haagdiffen , Kikvorfchen en Slangen ,
ook wel, in ’t Duitfch', den naam van Kruipende
Dieren geeft ; zo is doch die Vertaaling
aan de eerften niet zo eigen, als aan de Serpentes
o f Serpentin. X Latynfch Woord repere
o f reptare, immers, vindt men dikwils op Viervoetige
Dieren, ja zelfs op Kinderen en Men-
fchenin’t algemeen toegepail; wanneer die, in
plaats van loopen, op Handen en Voeten, o f
alleenlyk op de Kniejen, kruipen (* ) ; een ander
(*! lila per Mams & Geiiua reptatio, graviter afligit
Infantum Corpora, zegt Quintiliasus. Libr. I. Cap.
1. D e v .u VI, Stuk, R 3 12.
nr.
A fdeel.
* VI.
Hoofdstuk.
Naam.