III. en, door een tweede Gifte van Eau de Luce,
A fdeel. gjng ^e Flaauwte over. Toen begeerde de
Hoofd ^yder naar P^aats» daar men ’s nagts zou
stuk. blyven, gebragt te worden. Twee Studenten
Europifcbe. in de Geneeskunde geleidden hem derwaards,
en namen op zig hem op te paffen, en ’ t zelf.
de Middel weder in te geeven, als hem een
nieuwe Flaauwte overkwam. Dit gebeurde,
inderdaad , tweemaal op den Weg , en, te
Bedde geholpen zynde , bevondt hy zig zeer
kwaalyk, braakende al zyn Middag-Eeten uit:
ja bazelde zelfs : doch dit alles ging met eeni.
ge nieuwe Giften van Eau de Luce over. Na
de braaking hieldt hy zig ftil, en fliep taame-
lyk geruft, De Heer d e Ju s s ie u , ’er te agt
uuren by komende, vondt hem veel beter; doch
fterk zweetende. Hy fliep des nagts we l, en
’s anderendaags, dewyl de Zwelling der Handen
nog niet geflonken ware, beftreek men die
met Olyven.Olie, waar in een weinig van ’t
vlugge Alkali was gedaan. Een half Uur daar«
na kon hy de Vingers met gemak buigen : hy
kleedde zig aan, ontbeet fmaakelyk en kwam
te Parys terug; zynde, na verloop van agt Dagen,
volkomen genezen. De opzwelling , naa-
melyk , de doofgevoeligheid der HandeD , en
eene Geelzugt, welke zig den derden dag aan
de beide Onder-Armen openbaarde, verdweenen
door ’t gebruik van ’t zelfde Middel, waar van
h y , driemaal ’s daags, ’t eikens twee druppelen
gebruikte, in een Glas van zyn gewóonen Drank.
D e
De zwartfte o f bruinfte Adders worden aan- m v
gemerkt de Vergiftigden te zyn. Deeze Die- A fdeel.
ren, naamelyk, verfchillen merkelyk in Kleur, Hoofd-
zelfs in een zelfde Land. De grondkleur van stuk.
het L y f is wit- o f roodagtig, g ry s , geel o f ^W/die.
als getaand, doch altoos, doorzaaid met zwart- Geftalte‘
agtige o f bruine Vlakken, die het zigtbaarfte
zyn op de Rug. In Vrankryk hebben zy de
langte van twee Voeten, o f daar omtrent, en
het L y f is , op het dikfte, een Duim in de
rondte: de Kop plat, en aan de bovenkaak als
gezoomd: veel breeder en platter dan die der
Slangen: de Staart dun en lpits. LaDgs den
Buik zyn ze blaauwagtig, niet geel gelyk de
gemeene Slangen van Europa. Men vindt 'er
ook die byna geheel zwart zyn. De Oogen
ftaan zeer levendig in de Kop, en de Neusgaten
zyn rond en zigtbaar, doch die van ’e
Gehoor digt geflooten. Men kan ’er niet alleen
uitwendig geen blyk van vinden , maar
moet het Gehoortuig opzoeken onder Spieren
en Beenderen, en dan bevindt men dat zy Ge-
hoorbeentjes hebben.
De Tong der Adderen vereifcht een byzon- De Tong.
dere opmerking: eensdeels, om dat fommigen
zig verbeeld hebben , dat zy daar mede fta-
ken, aDdersdeels om dat de benaaming daarvan
geheel oneigen wordt gebruikt. Die Tong ,
welke de Adders, gelyk de Ratelflangen en an-
deien, tot den Bek uitfchïeten , wanneer z y
toornig zyn gemaakt, is yan aanmerkelyke langl.
Dfcïi. VI, Stuk, Z 2 t e ,