jjj kere Slang behoord h eeft, en daaraan gegeven
A fdeel, werdt, omdat die het Vleefch der genen, wel-
IV. ken ’er door gewond waren, aanftonds deedt
1 s ïu ï " verrotten,) aan gegeven z y , blykt niet: miflchien
oordeelt men deeze Haagdis van dergelyke ei-
genfchap, of Vergiftig te zyn. Zy onthoudt
zig in de Zuidelyke Landen. De Pooten zyn
kort, by uitftek ver van elkander a f , dat het
L y f zeer lang maakt in deeze foort: de Vin»
gers allen genageld : de Kop zeer Iclein: de
Buik vlak, endoor een fcherpe Naad, die een
omgeboogen rand maakt, van de Zyden afgezonderd.
De Kleur is blaauwagtig grys, op de
Rug bruin; de Staart zo lang als ’t Lyf.
XVIII. ( l8 ) Haagdis met een lange zeshoekige Staart,
^Hoekige*' S ib b en gekield en fcherp gedoomd.
Deeze is door den Heer R olander in Amerika
waargenomen. Zy is klein met een bruine
Rug; hebbende alle de Schubben, uitgenomen
die van den Buik , fcherp gedoomd en zeer
gekield. De Kop is kaal met verfcheiderley
verheven rimpels; van agteren, daar de Schubben
van den Hals beginnen, als geknot en aan-
gehegt. Onder de Keel zyn twee groote geronde
Schubben. De Staart is anderhalfmaal
zo lang als ’t L y f» zeskantig en zeer hoekig.
( i 9 )
(if>) Lacerta Cauda hexagona loDga, Squamis Carina»
sis mucronata, ijfl. Nat. X.
(19) Haagdis meteen Spilronde Staart, die kort jjj
is en omgekruld, twee en drie• Vingeren te Afdeel.
T IV
Jamen gehegt. Hoofd.
Nu volgen de Haagdiflen, welker Staarten SJ™"
XIX»
Spilrond z y n , en niet gewerveld , gerondzeld Chamtiem.
o f geringd , maar gedekt met Schubben, die Kameieon‘
als de Lei jen van een Kerkdak over elkander
heen leggen ; zo dat menze gefchalied
of plat gefchubd zou kunnen noemen , iu
tegenftelling van gekield o f gerugd. In dq
eerfle verdeeling van deeze, zyn de zodanigen
geplaatft, die de Staart korter dan het Lighaam
hebben ( * ) , en daar onder is het zo bekende
Dier, de Kameleon, de eerfte foort.
Men kan naauwlyks begrypen, waarom de Naams-
Grieken een zo trotfen naam gegeven hebben 0°' ^rong'
aan een zo gering en leelyk Schepzeltje, noemende
het zelve Chamceleon, dat kleine Leeuw
betekent , of Kemel-Leeuw, volgens de ver-
klaaring van Isidorüs. GESNERzegt, dat het
iets
(19) Lacerta Cauda teretibrevi incurvä, Digitisduobustri-
busque coadunatis. Syfi. Nat. X. hintten. ^(cad. I. p.
290. 5-01. M uf M-d> Fr. I, p. Chamadeon. Gron.
Muf. II, p. 76. n, y0. Olear. Muf. 9, T. 8. f. 3. Bel-
Lon. hin. L, 2» c. 60. Bell. Muf t. 12. Valent*
Muf. 1. 3. c. 31. Kircher. M uf 27J. T. 293. f. 44.
Jonst. Quadr. T. 79. S eb. M u f I. T. 82. f. 3. 4. y.
&• T. 83. f. 5. Aldr. Quadr, 670.
(*) De Heer L innalus zegt wel, Cauda tereti imlrb
tata , Corpore longiore ; doch uit den tytel van de volgende
Verdeeling, die eveneens i s , en uit den Inhoiid
blykt, dat men hier leezen moet Corpore brtviore.
I« De» , VI. Stvs, I 3