ïlt zyde plat, van onderen rond : van boven met
A fdeal. Schubben gedekt, die onregelmatig z y n , aan
Hoo*fd- dea grooten kant »dc midd'ellte grootft en Hart-
stuk. vormig. De Oogen zyn zeer klein, zwartagtig,
Blindjhtng. met Oogleden. De Neusgaten liaan aan ’c end
van den Snoet, open. De Bovenkaak is een
weinig langer dan de Onderkaak. Tanden heeft
hy taamelyk groot, egaal, in beide Kaaken; E lsvormig
, een weinig inwaards geboogen. De
Tong is breed, aan de tip tweepuntig. Het
L y f is byna rolrond, en wordt, van den Kop tot
aan den Aars, allengs een weinig dikkende Staart
is , wederom , wat dunner , half zo langj als
het L y f , uitloopende in een ftompe, zeer dikke
, ronde tip, en met drie-en-veertig ryën van
Schubben omringd: de Kleur van den geheelen
Slang, Afchgraauw-bruin. Op de langte van tus-
fchen de agt en negen Duimen, is hy nog geen
half Duim dik.
Van een Heer , uit Italië afkomflig , wordt
my iets aanmerkelyks verhaald aangaande deeze
Blindflangen. Z y vallen daar, zegt hy eenige
Ellen lang. Zeker A b t , op zulk een Slang
trappende, beet die Slang hem in de Schoen,
van agteren, en hieldt zig daar valt; geeffeleade
middelerwyl den Abt zo deerlyk, op de Rug
en om den Hals, met de Staart, dat dezelve
om hulpe fchreeuwde: tot dat hy , door den
Slang den Kop af te fnyden, daar van verloft
werdt. Deeze Heer hadt dit zelf bygewoond.
XI. HOOFD-
^ Afdeel.
XI. H O O F D S T U K . Hoofd-
Befchryving van ’t Geflagt der T w e e k o p p e n of STÜK’
Tweehoofdige Slangen, uit Amerika, aan welke
men gemeenlyk den naam geeft van geringde
Biceps; zo de zwarte of zwartbonte ,. als de
witte of bruine, en een roode. Oojt- of Wefl-
indifche.
Dat ’er weezentlyk Slangen met twee Koppen
zyn, is, op ’t getuigenis van de ver- gen zyn
maardfte pierbefchryvers, ontwyfelbaar. SEBAM onfters'
niet alleen, maar ook E ö w a r d s , geeven daar
van Afbeeldingen : doch dat zodanige Slangen,
even gelyk de Viervoetige Dieren en Kinderen,
waar in dit ook fomtyds plaats heeft, voor Misgeboorten
te houden z y n , wordt van den laatften
met regt beweerd. Daar voor zullen wy dan
het tweehoofdige Serpent, waar van H e r r e r a
fpreekt, dat in Chiapa gevonden werdt, en
zeer Vergiftig was; zo wel als den Vierkoppi-
gen Slang der Taprabaneezen, houden.
De T w e e k o p p e n , daar wy hier van fpree- deeze
ken, voeren dien naam met, om dat zy wee- nie£
zentlyk Tweehoofdig zyn , maar om dat het
end van deStaart, door zyne dikte, naar den
Kop gelykt, en zelfs ftomper is dan de Kop;
als o o k , om dat z y , zo wel agteruit als vooru
it, kruipen , ’t welk de Griekfche Geflagt-
naam Amphisbcma zo volmaakt, als de Latyn-
I . D eel, V l. Stuk. Ich e
■ ■ ■ ■ ■ ■