ju naauwlyks de Pink fteeken. De dunne Dar.
A fdeel, men waren flegts twaalf Voeten lang, zynde
il. door een zwaare Sluitspier van de dikke Dar.
men afgefcheiden. Deeze beftonden uit drie
voornaame Rokken, waar van de middelde zeer
dik was; de bultende zeer dun en geheel doorweven
met takjes van Bloedvaten, langs wel.
ken een band liep van zeer geel V e t, hun overal
'vergezellende.
Het Hart. Het Hart was onmiddelyk op de Lever, en
de Lever op de Longen geplaatd. Het Hart
van deezen Schildpad hadt de gedaante van een
groote Peer, die een weinig was plat gedrukt,
zynde van buiten rimpelig en met twee Ooren
voorzien; waar van ieder onmiddelyk gemeen-
fchap hadt met de Holligheden des Harts, doch
op een zeer zonderlinge wyze. In plaats, naa-
melyk, dat in de Menfch het Bloed eerft in het
Oor des Harts komt, voor dat het overgaat in
de Holligheid, wordt hier, in tegendeel, het
Bloed eerft in de Holligheden gebragt en de
Ooren fchynen flegts het overtollige in te nee-
men. De Holligheden des Harts zyn drie in
getal, waar van de regter het Bloed ontvangt
uit de Hol-Ader, de flinker uit de Long-Ader,
gelyk in de Menfch; doch deeze laatfte werpt
haar Bloed niet door het Lighaam heen: zy
ontlaft hetzelve ten grootften deele in de regter
Holligheid, terwyl een ander gedeelte in de
derde kleine Holligheid overgaat, die haar Bloed
uitwerpt in de Long-Slagader, en de regter
Hol-
Holligheid brengt het Bloed in twee Slagade- M.
ren, die ’t zelve door het Lighaam voeren. A fdeel.
W y zullen ftraks dit zonderlinge zamenftel Hoo*D_
van het Hart der Schildpadden, door den ver- stuk.
maarden du V e r n e y , nader verklaard zien.
Wat de Lever betreft, die was tot in het De Lever,
midden haaren langte gefpleeten, ’ t welk als Longen
twee Lobben maakte, een groote en een kleine,
fchoon het ’er eigentlyk maar éen zy. De
twee Lobben van de Long zyn zamengevoegd
met een taamelyk iterk en dik Vlies: zy zyn
roodagtig en Spongieus. De Lugtpyp verfchaft
aan ieder een Tak , dieze doorloopt in haarge-
heele langte , en ’er verfcheide kleineren in
haar geheele zelfftandigheid verfpreidt. Het
Hart geeft aan ieder Long ook twee groote
V a ten, welke, over de verdeelingen van de
Lugtpyp heenloopende, in derzelver zelfftandigheid
dringen, en overal de Lugt-pypjes vergezellen.
Severinus geeft ons , kortelyk , van de
inwendige deelee deezer Dieren de volgende
zeldzaamheden op. Zy hebben geen Net ,
geen blinden Darm, en de Darmen worden ne-
derwaards langs hoe dunner, tegenftrydig met
de Viervoetige Dieren in ’t algemeen. De Hals
van de Pisblaas loopt zamen met de opening
van den Endeldarm, zo dat zy de beide Excrementen
te gelyk loozen, even als de Hoenderen.
Haar Milt is rond als een E y , aan den
bovenften Darm gehegt: de Nieren zyn plat
I . D eel. Vl. Stuk. eQ