lil. fche Pad, fchynt ray ook niet nog merkelyfe
A fdeel, nader verklaard ce zyn. ’ t Is waar, men heeft
v * Vrouwelyke Teeldeelen en Eijertjes in haar L v f
Hoofd- , , , r. , , , ■
stuk. gevonden; doch Kuisch hadt reeds aangetoond,
Pipa. dat die Eijertjes op de Rug geen gemeenfchap
hebben met de holligheid des Buiks, en hy verwonderde
z ig , hoe dezerven komen onder het
hardagtig Bekleedzel, ’t welk de hokjes o f kuiltjes
op de Rug fluit. De bevrugting van de Ei-
jeren der Vogelen, weet men , gefchiedt in het
Lighaam, waarfchynlyk als de Eijeren nog
Vliezig zyn , o f geen harde Schaal hebben ;
dan kunnen die, door onzigtbaare fyne Gaatjes,
het Geeftig Vogt influrpen, o f ingang geeven
aan Diertjes, welker kleinte verbaazend is , o f
ten minfte iets werkzaams uit het Zaadvogt ontvangen;
even gelyk men dit zeer Zigtbaar ziet
gefchieden in de bevrugting van de Zaaden def
Planten , door ’ t Mannelyke Meel der Bloemen
: welk Meel op de toppen der Zaadhuisjes
valt, o f door den Wind derwaards gevoerd
wordt; zo dat ’er geen zwaarigheid is, om te
begrypen, hoe de Vrouwelyke Bloeiden, die
van de Mannelyke afftaan , bevrugt worden.
In de Spaanfche Tarw heb ik dit, deezen Zo-
mer , nog zeer duidelyk geziem Hier, in tegendeel
, fchynt het niet te doen te zyn om de
Bevrugting , maar om het ingaan van Eitjes,
die een aanmerkelyke grootte hebben, in holligheden
, welke met een hard bekleedzel zyn
geflooten. .Doch, indien men al de Rug van
■ de
j . pioa voor een foort van Baarmoeder of Neft lil.
wil houden, waar in de Jongen uugebioed wor- ^
den, zal ’er egter geen reden zyn, om met HooFD.
verwondering te vraagen, hoe deeze Eijertjes in de stuk.
byzondere holletjes van de Rug komen. Het denk-
beeld, zelfs, van die Holletjes verdwync geheel
, nu men door Waarneemingen verzekerd
is , dat.de Pipa zig in haar Schot omwentelt,
waar door hetzelve op de Rug een Slymige
Korft maakt, onder welke de Uitbroeding gefchiedt.
Immers het bekleedzel, waar in de
Eijeren zitten, gaat ’er door ’twaffchen a f, zo
men verzekert (*). Als dan fchynt de Voort-
teeling deezer Surinaarofche Padden, niet op de
zelfde wyze als die der Europifchen, in ’t Water
naamelyk, te kunnen gefchieden. Sommigen
willen z e lfs , dat niet het Wyfje , maar het
Mannetje, de Jongen pp de Rug draagt.
De geftalte deezer Dieren zweemt eenigermaa- Gelhlre.
te naar die van onze Europifche Padden, doch zy
zyn doorgaans veel platter, en hebben een andere
gedaante van Kop en Snoet, d ie , myns
oordeels, gantfch onbekwaam is om in den Grond
te wroeten: ook worden zy genoemd Waterpad-
den; en de Agterpooten zyn volkomen Zwem-
poQten, hebbende de Vingeren door Vliezen te
famen gevoegd. Volgens den Heer G rono-
yius zouden de Agterpooten ongenageld zyn;
volgens L innjEüs genageld, en dit is ook uit de
Fi-
(*) Bonnet. Confid. fut lts Corps Or&nijts. Arnft.
1762. Torn. II. P' 200.