hem van Ceylon toegezonden, die veertig Bel* ni.
len in zyne Ratel hadt, In Zuid-Amerika zyn Afdekï«
zy gemeen. In Noord-Amerika vindt menze g S J *
niet alleen in de Zuidelyke en middelfte dee- stuk.
len, maar zelfs in een gedeelte van Kanada,
tot aan den Berg toe, die de gefchcurde Rots * j e *d^eocha
geheten wordt aan ’t Meir van Champlain. De
Noordelykfte plaats, daar menze in Nieuw Ën*
geland gezien zou hebben , is aan de Rivier
Merimack, tuiTchen 43 en 44 Graaden Noorder
Breedte. Men hadt ’er voorheen meer, in de
plaatfen, daar thans de Europifche Volkplantingen
zyn;-doch, door de uittoeijing der Bos*
fchen, is het getal van dit fchadelyk Gedierte
zeer verminderd , des menze hedendaags , in
de bevolkte Landftreeken, maar zelden ontmoet,
De Sweedfché Heer K a lm zegt, dat
hy , op zyne Reistogten doof Noord-Amerika,
maar driemaal zulke Slangen , levendig, hadt
gezien; hoewel Iiyze dikwils,. in het Geboomte
en Kreupelbofch , onder ’t voorbygaan hadt
hooren ratelen.
, Uit de omftandige befchryving van den Ra- Wrnwf-
telflang, door deezen Heer ( * ) , zal ik hier, vetblyf.
het gene dc Eigenfchappen van dit Dier betreft
, kortelyk ontleenen. In de Herfft, als
het koud begint te worden, verzamelen deeze
Slan.
(*) Vtrhitnd. yan de \^CkaJemte yan Stoiholm voor
de Jaaren 175-2 en 175-3, XIV en XV. Stuk. bladz. 316,
Ï 4 > 189*
h D eel, VI, St v i< T %