ï jf . Van onderen zyn zestien graauwagtige Wratten*
A fdeel, overlangs op een ry geplaatfl:, en andere der-
IV. gelyke, hooge, Eeltagtige Knobbeltjes, ver- H oofd- .1 . , TT , , . . . . stok. toonen zig aan den Hals, op zyde (*).
Nu komen wy tot de andere Soorten van Leguaanen
o f Krop-Haagdiffen.
(29) Haagdis mei een lange Spilrónde Staart,
de Rug van voören, en den Kop van agter en
getand.
Zodanig een Leguaan bevondt zig in het
Sweedfch Vorftelyk Kabinet, dat aan de Aka-
deroie van Upfal is gefchonken. Men verge-
lykt daar mede die, welke Seba afbeeldt onder
den naam van Ceylonfche Haagdis Soa ajer
genaamd , het Mannetje en Wyfje , en het
blaauw Kemphaantje, dat de Grieken Kolotes of
Askalobotes noemden, van anderen OpbiomachuSy
dat is Slangen -Vegter, getyteld;
De gemelde Cingaleefche naam, die Water-Le~
guaan betekent, wordt aan dezeDiertjes gegeven,
om dat zy zig veel by den Waterkant onthouden,
en in ’t Water fpringen om te ontvlugten,
gelyk de Kikvorfchen. Van de Europeaanen
worden z y , gemeenlyk, Kemphaantjes geheten*
om dat z y agter aan den Kop ook met Stekels
xxix.
Calotei,
Kemphaantje.
(*) Mtnccnit. I. p. 124.
(29) Lacerra Cauda tereti longi , Dorfo amice Capi-
teque poftice deatato. Syft. Nat. X. M-mxn. Mcad. I.
p.289. Maf. Md. Fr. I, p. 44, Sib. Maf, I, X. 99
gekamd zyn, die z y , vergramd zynde of getergd, Iri
op dergelyke wyzeals de Moeras loopende Vo- A fdeel.
gelen, die men Kemphaanen noemt, overend IV.
zetten, De Kleur is ligt blaauw, aan den Buik H. * D'
witagtig, en fomtyds op de Rug fierlyk geban-
deerd. Men vindtze in Ooftindie.
(S ° ) Haagdis met een lange Spilrónde Staart, XXX,
den Hals van boven en den Kop van agter en s^f^an-,
gedoomd»■ der-Haagdis,
Veel verfchilt deeze Welïindifche*, in geflalte
én kleur, van het Kemphaantje, gelyk de aangehaalde
Afbeeldingen van Seba , die haar Au-
lamander-Haagdis noemt, aanwyzen. Z y heeft
geen getande Kam op de Rug; doch is, daarentegen
, aan den Kop en over ’t geheele L y f
niet alleen, maar zelfs tot aan ’t end van de Staart,
met fyne Stekeltjes gewapend. In fommigen,
van deeze Soort, zweemt de Kop zeer veel
Haar dien van den Kameleon. Omtrent de grootte
én leherpte, als ook de plaatzing der fteke-
lige Schubben , is een aanmerkelyk verfchil
tuffchen ’t Mannetje en Wyfje. Zy zyn aan
den Buik geenzins gefireept, gelyk de Kemphaantjes
, en graauwagtig van Kleur.
( 3 0
(50) Lacerta Cauda tereti longj , Collo fupra Capire-
que poftice aculeato. Mmxn. ^Acad. I. p. 288. Muf.
^Ad. Frid. I. p. ^ Salamandra American« , La-«
certae Kinula. amphibia. Sub. Muf. I p. 169, 179. Tak ï©7- Ftg. 1, 2, 3. 9 v y '
\ Deex, YI| Sri/K,