III.
A fdeel.
IX.
Hoofdstuk.
XXXVIII.
Monilis.
Gejuweelde.
XXXIX.
Pallidas•
Bleeke.
XL.
Lintatus.
Gelireepte.
n^üs den Brafiliaanfchen Slang genaamd Ja-
pbiati, welke aan Seba van Kadix toegezonden
was, zynde de kleine Schubbetjes, roskleurig,
met licht Afchgeele bandjes, kruis- en ruitswy-
z e , over ’t geheele Lighaam } gemarmerd en
de Kop, inzonderheid, zeer iierlyk getekend:
de Buikfchilden bleek geel. De gemelde is
graauw met witte banden r aan de zyden gevorkt
, op de Kruin van ’t Hoofd wit.
(38) Adder met 164 Buikfchilden en 82 Staart,
fcbubben, te famen 546.
D e e z e , uit het Kabinet van den Heer de
G eer / woont in Amerika, en heeft het geringde
L y f , met drie witte flippen op de Rug,
gejuweeld.
(39) Adder met 156 Buikfchilden en 96 Staart-
fcbubben, te famen 251.
T e regt voert deeze Indiaanfche den naam
van bleeke: want de Kleur is, over ’c geheele
L y f , bleek; hier en daar met graauwe Vlakken
en bruine flippen doorfpreid ; gelyk ’er ook,
langs de zyden, twee zwartagtige afgebroken
lyntjes loopen,
(40) Adder met 169 Buikfchilden en 84 Staart•
fcbubben, te famen 252,
■ Van
(38) Coluber Monilis. M a f de G eer.
(39) Coluber pallidus , Amxn. Acad. I, p. 494. N.
t l . Maf -Ad. Frid. I, p. 31. Tab. VII. Fig. 2.
(40) Coluber liueatus, M a f %Ad, Frid, l, p, 30« T
XII.
Van deeze Soort worden ’er twee in ’t Sweed- m.
fche Koninglyk Kabinet gevonden, De Kleur •A-FDEEI'*
is blaauwagtig met vier Streepswyze bruine
bandjes overlangs. Zeer veel fchynt ’er het stuk.
Ceylonfch Slangetje van Seba , dat hy een zeer
iierlyk Schepzeltje noemt, naar te gelyken.
L innjEüs ftelt de woonplaats in Afie,
(4 1 ) Adder met 193 Buikfchilden en 60 Staart- XLI.
fcbubben, te famen 253. BrilflEng.
PI LV.
W y komen hier tot een zeer berugt Soort F‘£'
van Vergiftige Slangen, ja de allervergiftigften,
zo men wil; onthoudende zig in Ooftindie. Men .
noemtze gemeenlyk Briljlang, om dat zy op
de Rug, een weinig agter den Kop, met een
Soort van Bril getekend zyn, en de Portugee-
zen geeven ’er den naam van Cobras de Cabelo
of de Capello aan. Van deeze Soort zyn groo-
tere en kleinere: in fömmigen verfchilt de tekening
van die Brilgrootelyks van anderen, en
het •
XII. Fig. i. Sc Tab. XX. Fig. 1. Serpens Ceylonica“
lineis fubfufcis, Seb, M a f II, Tab 12. Fig. 3.
(41) Coluber Naja. M a f A d . Frid. p, 30. Tab XXI.
Fig. 1. Serpens Indicus, Coronatus diademate, feu Con*
fpicillo infignitus . Lufitanis Cobras de Capello dicftus,
Mas Sc Faemina. Seb. Maf II. Tab. 90. f. i , 2. Peru*
vianus. Id., Tab 8f. F 1. Siamenfes, &rc. Tab. 89 f. 1 ,
2 , 3 , 4 Maximus Indicus Sc minor ex Nova Hifpania«
Tab. 97. f. i , 2 , 3 , 4. Malabaricus, Tab. 94. f. 1. &
«x Makaflar Ind. Orienr. Tom. I. Tab. 44, f. 1. K^mph.
sAmmn. 565. t . 567. Amxn. Acad. I. p. 30*.
I.Deei. VI. Stuk, B b 2