m.
A fdeel.
IV.
Hoofd»
STUK.
Salamander.
$
Venynig'
heid en
„ pels, uitdringt, e n , aanftondsverhardende,
,, foratyds de figuur van Paarlen aanneemt.
„ Daar is eenige waarfchynlykheïd, dat die
„ zonderlinge uitvloeijing gelegenheid tot de
,, Fabel gegeven heeft. Hoewel de veelheid
, , van Vogt, op ver naa, niet in ftaat ware, om
„ het minfte Vuur uit te dooven.; zou men
5, egter mogen vermoeden , o f ’er in andere
„ Landen ook zyh geweeft, die dit Vogtover-
„ vloediger uitwierpen.”
Hier omtrent is het Berigt aanmerkelyk, dat
by de Koninglyke Sociëteit van Londen gevonden
wordt. Een Salamander, uit de Indiën ge-
bragt , te Rome, door den Ridder C o r v in i ,
in het Vuur geworpen zynde, zwol aanftonds
op, en braakte een groote veelheid dikke Ly-
mige Stofte uit, waar door de Kolen werden uitgedoofd.
Als men die weder hadt doen glimmen
, en ’er den Salamander andermaal op wierp,
blufchte die het Vuur wederom, en, op deeze
wyze , befchutte hy zig ze lf voor de Hitte,
twee Uuren lang; leevende nog negen Maanden
daarna.
■ Behalve die wonderbaare Eigenfchap wordt
dit Dier, zo wel by de Ouden, als by de meeste
Hedendaagfehen , voor, zeer Venynig gehouden.
Plinius geeft voor, dat de Salamander,
zo door het ui tzypelende o f uitfpringende Vogt,
wanneer men hem flaat o f tergt, als door de
Slym, die hy uitbraakt, niet alleen Moeskruiden
en Aardvrugten, maar zélfs het Water
ver
vergiftigen kan, tot. ondergang van Huishoudin- m
gen, ja van een geheele Natie of Land. Ver. Afdeel.
fcheide Proeven , in ’t Werk gefield op de rT 1V*
Venynigheid van deeze Dieren , door den Heer stuk.
Maupërtuis , hebben hem doen zien, dat de- Salama»-
zelve, ten minften in die van Vrankryk, geen der'
plaats hadt. Hy liet ’er Beeften , die zeer
teer van Vel zyn , op de teerfte plaatfen, ja
zelfs een Hond en Kalkoen aan de Tong door
byten, zonder dat dit hun eenig kwaad deed.
Een Hond en een jonge Kalkoenfe Haan, gaf
hy aan ftukken gefneeden, nog leevende, Salamanders
in, zonder eenig oogfchynlyk nadeel
Brood, in het Melkagtig Vogt gedoopt, deedt
hy een Hoen eeten; ja bragt dit V o g t, door
middel van kleine Stokjes, in de Wonden, aan
de Borft en Billen van een ander Hoen gemaakt.
Dit alles was onnut, om eenige Venynigheid
te ontdekken , en deedt hem befluiten , dat
die, niet op alle tyden o f plaatfen, in de Salamanders
zy.
De Getuigeniffen, immers , aangaande de
gedagte Eigenfchap, zyn te algemeen, om ze
zo geheel te verwerpen: te meer, dewyl de
gemelde Doktor W urffbain, in Duitfchland,
•de Salamanders geen het minfte Melkagtig Vogt
heeft kunnen doen uitgeeven, noch Slym braa-
ken. Miffchien zyn zy in de Zuidelyke deden
van Europa, o f ,in Afie, Venyniger van aart;
terwyl men.zekerlyk in Egypte Haagdiffen
vindt, die door een uitzweetend Vogt de Spy-
1} Desi, v i . stïk, K 3 zen