HL daarenboven twee groote Eijeren, beladen met
A fdeel. Vrugtjes, waar van het een de langte naauw-
XV. lyks van een Duim , het ander van drie Dui-
^stuk!' men hadt. In de regter Lyfmoeder bevondt
zig een Jong , zo klein, dat men ’er de dee-
len naauwlyks van onderfcheiden kon. Weshalve,
hoewel deeze Vifch veel Jongen voortbrengt,
ik egter niet geloof, dac hy ze, allen
te geiyk baart.
De gezegde Eijeren waren zeer groot, als heb.
bende, wanneer zy op een Vlakte lagen, de langte
van zes Duimen, de breedte vaan drie en een
half Duim. Men vondt ’er een dun Vogt iD,
met het Wit der Henne-Eijeren overeenkom-
komffcig, en een geel V o g t, in zyne Vliezen
beflooten, ’t welk voor Doijer verftrekte.
In het dunne doorfchynende Vogt dreef het
Vrugtje, aan welks Navel , buiten den Buik,
het Doijer hing. Het Gat van de Navel
blyft eenigen tyd open, nadat het Doijer geheel
is ingenomen in den Buik , die.met dat
geele Vogt vervuld gevonden wordt, tot welks
ontlafting , wanneer het Jong. hetzelve niet
- meer noodig heeft, de Natuur twee gaten heeft
gegeven , die nevens de. Spleet van de L y fmoeder
zigtbaar zyn. Om, nu,te.beletten,dat door
de-opening deezer Gaten het Zeewater inden
Buik kome , zyn dezelven geflooten met een
Soort van Klapvliezen. Indien deeze Gaten wyd
genoeg waren , zou daar door eenige Grond
gegeven worden aan het Vermoeden, als of
de
de pas gebooren Jongen de Moer vergezelden,
en, zo zy ongeval vreesden, weder in het L y f
kroopen. Die Hiftorie, by ’ t Gemeen erkend,
hoe oDgeloofbaar ook voorkomende, kan ik niet
wraaken, dewylze my door Ooggetuigen is verzekerd
(*).
(14) Haay met een Beenige Snoet , naar een
Zwaard gelykende, plat en wederzyds getand.
Deeze plagt gemeenlyk Zwaardvifch genoemd
te worden, en, hoewel die naam niet oneigen
is , gebruiken dc Liefhebbers thans dien van
Zaagvifch, om hem van den eigendyken Zwaardvifch,
die een Snoet als een’ Degen heeft, te
onderfcheiden. Deeze naam komt ook beter
met den Latynfchen en Griekfcbèn, Priftis o f
Serra Piscis, dien Clusius gebruikt heeft, overeen.
De Engelfchen noemen hcm Sawfisb , de
Sweeden Saeg- , de Noorweegers Saug- Fisk.
In de Zee, die de Kullen van Ysland, Spitsbergen
en Groenland belpoelt, fchynt de ei-
gentlyke Woonplaats te zyn van den Zaagvilch.
Evenwel vindt men hem ook aan de Kuil van
Gui-
(*) WlLL. Ichth. p. If.
(14) Squalus Roftro Enfifornii Offeo plano, utiimque
dentato. Syft. Nat. X. Squalus Roftro longo cuspidato ,
Offeo, plano utrimque dentato. Art. Gen. 66. Syn. 93.
Faun. Suec. 270. Muf ^Ad. Fr/d. I. p, f2. Serra raari-
na. Bell. Pijc. 66 Priftis. Rond. Pijc, 487. Priftis five
Serra Piscis. Clüs. Exet. 136. Will. Ichtb. 61, Raj,
nr.
Afdeel.
XV.
Hoofdstuk.
XIV.
Priftis.
ZaagvifcL