III. nen o f Ankers, o f ook weljaan Paaien op den
A fdeel. Oever, valt gemaakt; zynde het Net wel bruin
p* getaand, om van de Dieren niet gezien te wor-
stuk.* den. Hier in loopen de Schildpadden , dik-
wils, gelyk de Viflchen in een Schakel, valt,
wanneer zy op ’t Strand willen gaan; weshalve
men daartoe een Zandige Baay verkielt. Valt
zittende wordt het Dier belet boven te komen
om Adem te fcheppen, en duskrygt men ’er
des morgens dikwils eenige, die verflikt zyn o f
verdronken, in zyne magt.
d# Paaring Nog een andere manier, om de Schildpad-
ofRy-tyd. ^en te vangen , genaamd au Camlage, dat is,
in ’t ryën, heeft plaats van ’t begin van Maart
tot aan het midden van Mey. Geduurende dien
tyd , naamelyk , paaren deeze Dieren, en
het is hunne aart, zeer lang op elkander te zitten
; geevende alsdan naauwlyks ergens agt op.
Deeze Paaring gefchiedt op de Oppervlakte der
Z e e , weshalve zy alsdan ligtelyk te ontdekken
zyn : twee o f drie Man begeeven zig in een
Kanoo, en, by het Paar gekomen, werpen zy de
eene een Strik om den Hals of om een P o o t,
of grypenze met de Hand , zo zy niet groot zyn.
Men kanze dus magtig worden, door hun den
Hals af te fnyden; want doodflaan met een Stok
o f Handfpaak op den Kop is naauwlyks doen-
lyk , en anders het byten zeer gevaarlyk.
Het Wy fje ontfnapt doorgaans , en het Mannetje
is , op dien tyd , mager en hard van
Vleefch,
Wan-
Wanneer een Schildpad uit Zee komt om nj,
haare Eijeren te leggen, duurt het omtrent een A fdeel.
uur, eer zy daar is; want zy moet op eene Hq^
plaats weezen, boven den Peil van ’t hoogfte stuk.
T v , en, zo ’t gebeurt, dat het laag Water is Het Eijer-
als zy den Oever betreedt, dan moet z y , we. 65
gens haare zwaarte, wel twee of drie maal ruften
eer zy het drooge Zand bereikt. Hier in wordt
van haar, met de Pooten of Vinnen, een groo-
te Kuil gemaakt , van wel twee of drie Voeten
diep, en , daar in de Eijeren gelegd hebbende,
dekt zy die met Zand toe , en keert
terug naar de Zee. ’t Gebeurt ook w e l, dat
zy een Nagt van te vooren kome, om de plaats,
daar zy leggen wil, te befpieden o f uit te kie»
zen, en dan blyft zy niet in gebreke, van de
volgende Nagt weer op t Land te komen, en,
by of omtrent die plaats, haar Neft te maakeo.
Alle Schildpadden leggen op die zelfde manier:
de grootften byna tweehonderd Eijeren in minder
dan twee uuren tyds; hunne Eijeren zyn
rond als Kaatsballen én van grootte als die der
Hoenderen, doch zagt en Vliezig van Schaal.
Ten einde van zes Weeken doet de Warmte
van de Zon dezelven uitkomen, zegt L eguat,
en, binnen een uur tyds zyn alle de Jongen
uit het Zand geworfteld, die dan terftond r.air
Zee loopen, en veel raffer , dan wanneer zy
volwaflen zyn. £y hebben naauwlyks de grootte
van Hoenderpullen, wanneer die uit den
I. D*EU VI. SïVK. B 4 ^ ° P