fabrijken en trafijken hebben langzamerhand plaats-moeten maken voor
de alles verdringende korenwijnstokerijen , die voor het eerst in Schiedabt
zijn opgerigt, tegen het einde der zestiende eeuw. ln het begin der
zcventiende eenw beliep het getal niet nicer dan twaalf. Op het einde
dier eeuw nnmcn zij sterk in aantal toe en wel gedurende de oorlogen
met Frankrijk van 1672— 1678 en van 1689—'1697, toen deinvoer
van alle Fransche, zoo koele als brandewijnen verboden en het gebruik
van den jenever in pfaals daarvan algemeen werd.
Na den Rijswijkschen vrede, ten gevolge van het onmiddellyk daarop
met Frankrijk gesloten verdrag van koopbandel , waarbij de invoer vau
Fransche brandewijnen begunstigd werd , geraakten deze trafijken deer-
lijk in verval, zoodat men gewag gemaakl vindt van een vervallen
branderijtje dat voor 17 guld. verkocht werd.
Na het jaar 1700 kwanien de branderijen weder op , ten gevolge der
op nienw gerezene oneenigheden en den daarop uitgebroken oorlog met
Frankrijk. Sedert schijnt het aantal branderijen in S chiedam gesladig
te zijn toegenomen , zoodat men daarvoor in 1711 , 1718, 1726 en
1727 nieuwe korenmolens moest bonwen en het getal in 1744 reeds
meer dan honderd bedroeg, met honderd tachlig ketels. In 1774 telde
men er 120; in 1780 154 ; in 1792 220 en in 1798 260, zijnde
dit bet grootste getal branderijen dat in S chiedam bestaan heeft; want
sedert dien tijd nam dit weder aanmerkelijk af, zoodat er in 1833
slechts nog 174, in 1842 172 en in 1844 163 branderijen in werking
waren. Thans zijn deze trafijken en de graanhandel , met de daar-
mede in verband staande neringen en bedrijven , nog de voornaamste
middelen van bestaan voor S chiedam. Er wordt een zeer helangrijke handel
gedreven in gedislilleerd, granen en steenkolen. De hoeveelbeid gedis-
telleerd, welke jaarlijks wordt gefabriceerd is zeer aanzienlijk , zij he-,
droeg , in het jaar 1843J 183,136 val 33 kan. Men berekent, dat hiervan
ongeveer | gedeelten binnen ’slands gebruikt en § gedeelten voor
buitcnlandsche comsnmtie verzonden worden. l)e aangevoerde granen
en steenkolen, waarvan echter eene niet onaanzienlijke hoeveelheid
wederom binnen en buiten 's lands verzonden wordt, beliepen in
dat jaar: 17,833 lasten granen , waarvan 3278 weder nitgevoerd zijn
en 1,331,737 halve mudden steenkolen, waarvan 573,319 halve mod-
den uitgevoerd zijn. In 1843 zijn binnen gekomen 228, uitgezeild
232, in 1844 binnengekomen 233 en uitgezeild 299 zeeschepen, en
in 1846 binnengekomen 443 en uitgezeild 446 zeeschepen. Ook be-
hoort hier nog eene haringbuis thuis.
De fabrijken en trafijken , thans tc Schiedah in werking , zijn : 162 korenwijnstokerijen
; 4 distilleerderijen ; 33 mouterijen ; 13 branders-mo-
lens ; 4 windkorenmolens ; 1 water-branders-molen, welke onder de ver-
pligting ligt , orn , ingeval van nood , door langdurige windstille veroor-
zaakt , uitsluitend voor de broodbakkers te malen ; 2 lioutzaagmolens ;
3 azijnmakerijen ; 2 bierbrouwerijen; 3 touwslagerijen; 2 scheepstim-
merwerven , waarvan de eene hoofdzakelijk bestemd is voor schepen , ge-
schikt voor de vaart op Oost-Indie ; 1 koper- en metaalgieterij ; 1 pa-
tentoliefabrijk ; 1 loodwilmakerij , die door stoom werkt en waarin le-
vens het zoogenaamde goudglit of lilhargirium wordt vervaardigd ;
1 ijzergieterij, welke mede door stoommachines in werking gebragt
wordt, en 1 linnenweverij en vlasspinnerij, welke laalsle fabrijk te
gelijk gedeeltelijk eene inrigting van weldadigbeid i s , vermits, tegen
zekere jaarlijksche subsidie , - daaraan van stadswege verstrekt, be-
hoeftigen in het spinnen onderwezen worden en door de verdiende
spinloonen voor een groot gedeelte in hun dagelijksch onderhoud trai'h-
ten te voorzien.
De H e r v o r m d e n , die er ongeveer 6 8 3 0 in getal zijn , onder welke
2 30 0 Ledematen , maken eene gem. ui t , welke tot de klass. van Rotterdam
, ring van Schiedam, behoort en door vier Predikanten bediend wordt.
Van de eerste opkomst der Hervormde godsdienst schijncn reeds yan
tijd tot tijd Predikanten naar S cbiedam te zijn gekomen , om de gemeente
te stichten. De eerste was J an I J sbrants van Rotterdam, die
de leer van L btheb aldaar in 1 3 2 0 predikte. Later treft men A bend
Franse aan tot m . 1 8 6 7 ; vermoedelijk hebben van dat jaar a f, tot in
1372 de predikatien geheel opgebouden. Na de inneming der stad
door de Watergeuzen zullen er waarsebijnlijk wel weder geregelde gods-
dienstoefeningen bij de Hervormden hebben plaats gehad, doch met
zekerbeid blijkt daarvan niels. De eerste vaste Leeraar, die te S chierau
ordelijk beroepen werd, was P ieter W iilemsz C a b pen tie r , Carpen-
tarius of W acenmaker, die in 1 3 8 1 , volgens sommigen reeds vroeger ,
alhier bevestigd werd. Reeds in 1 3 8 8 , werd hem tot tweeden Predi-
kant der Schiedamsche gemeente toegevoegd , P etbds T a c r in io s , die
reeds in het zelfde jaar van zijne komst overleed. Tot de beroeping van
eenen derden Predikanl ging men over in het jaar 1631 , ten gevolge
waarvan herwaarts kwam J ohannes P e it io s , die in het jaar 1642 over-
leed. Den 18 April 1668 werd door de Staten provjsioneel consent
verleend tot het aanstcllen van eenen vierden Predikant, wordemle als
zoodanig herwaarts beroepen J acobos S chagen , die in het jaar 1678 naar
Delft vertrok. Het beroep geschiedt door den breeden kerkeraad. Onder
de alhier gestaan hebberide Predikanten verdient melding: de door
zijne Schriften bekende Godgeleerde en Taalkundige R barsus A croniiis ,
die er van 1399—1612 stond.
De Chr i s tel i jk A fg e s c he ide n en , van welke men er ruim
200 aantreft, maken eene gem. uit, welke in het jaar 1840 erkend is.
In den beginne werd hier de dienst door Ds. A nthony B hohbelkaiip , slechts
inet wederkeerig goedvinden , zonder eigenlijke roeping waargenomen.
In 1842 werd Ds B arend F ijnebhik beroepen , die de beroeping aannam ,
zonder zieh echter van de Hervormden af te scheiden , door welke
evenwel toen afgezet werd; hij werd bevestigd en bield zijne mtreeleerrede
den 16 Jnlij van dat ja a r, hetwelk nog niet ten einde was, of hij
vcrliet op het onverwaebtst de gemeente, welke, sedert dien tijd,
zonder vasten Leeraar bleef
Vroeger had men hier ook eene W a a l s c h e g eme e n t e , welkein
bet jaar 1684 is opgerigt. Deze gem. had aanvankelijk slechts eenen
Predikant, doch in het jaar 1686 werden naar, bij resolutie van de
Stäten van Holland en Westfriesland van 23 Januarij , nog twee Predikanten
toegevoegd uit de gevlugte Fransche Leeraars. Daarna kwam
w, volgens resolutie van 21 en 22 December des zelfden ja a rs, nog
®en bij; zoo dat destijds te S chiedam vier Fransche Predikanten waren.
Deze gem. in Jeden verminderende is het getal der Predikanten ach-
; tervolgens weder tot op een verminderd ; zoo als het sedert gebleven
's tot den 6 Maart 1828 , toen de Predikant V incent E h e Menil , die
hier in 1818 beroepen was , overleed, waarna deze gemeente , inge-
Tolge koninklijk besluil van 21 October 1827, bij de Nederduitsche
Hervormden is ingelijfd.
De Ev a n g e l i s c h - L u t h e r s c h e n maken, met die uit de bürg.
Sem. Ke t h e l en Vl a a r d i n g e r -Amb a c h t - e n Rabber spoU
der, eene gem. uit, welke tot den ring van 's Gravenhage behoort.