de Blanken gcnoodzaakt geweest mct hcn oarlog te voeren, doch
daar het hun nooit heefl können gelukken hen geheel en al ton on-
der te brengen, hebben zij er vrede mede gemaakt en keeren hun ja a r -
lijks geschenkcn u it , ten einde zij zieh stil en rüstig blijven bouden ;
zij wonen in de bosschen aan de rivieren de Marowijne en de Sa ram a c a ,
waar militaire posten zijn , om steeds een wakend oog op hen te bouden.
De hoofdverdeeling der slaven bestaat in Negers en Kleurlingen. De
Negers verdeelt men weder in twee soorten , a ls : Zoutwater-Negers,
die van buiten over zee aängevoerd worden, van welke e r , daar de toe-
voer van slaven ophoudt, over weinige jaren geene meer zijn zullen, en
Creolen-Negers , die in de kolonie geboren zijn. Ook verdeelt men ze in
plantaadje-slaven en fort-slaven , tusschen welke allijd eenige verdceld-
heid be sta a t; de eersten loopen n a ak t, zijn minder beschaafd en ontwik-
keld , doch doen veel nuttiger werk. De forlslaven zijn slim mer, gesle-
pener en sebikken zieh, vooral de jönge Negerinnen, die zeer behaagziek
zijn , veel meer op. Van alle slaven zijn de kleurling-slaven het on-
gelukkigste ; deze door Blanken en Zwarten als een lusschenras be-
schouwde wezens , worden van beide kanten veracht en verstooten. In
voeding en kleeding heeft een Kleurling het niets beler dan een Neger-
slaaf ; bij is zwakker en ziekelijker , en toch vordert men even veel
en even zwaar werk van hem, terwijl de snerpende zweep hem op de
dünne huid gevoeliger tre ft dan een Neger, en ofschoon onder de Negers
werkende, zal hij zijn vertrouwen nimmer deelachtig worden. Door-
dien de slerfte onder de slaven grooter is dan de voortteeling, zoo re-
kent men eene jaarlijksche vermindering vau drie ten honderd.
De Negers zijn over het algemeen zeer ongevoelig , onvatbaar voor
indrukken van het schoone en goede , doch ook onverschillig en gelaten
bij rampen en tegenspoeden. Hebben zij echter eene genoegzame hoe-
veelheid drank genuttigd, dan begint hun geest meer levendig te worden.
Zij zijn niet zeer bevreesd voor den dood , misschien denken zij ,
toch weinig bij zulk ern leven in voortdurende slavernij te kunnen ver-
liezen. Het valt niet te ontkennen , dat de slaven nog wel eeus aan
eene wreedaardige behandeling van hunnen meester bioot s ta a n , doch
d it heeft op verre na niet zoo veelvuldig meer plaats dan vroeger,
waartoe, behalven het b e lan g , d a t de eigenaars zelve bij eene betere
bebandeiing hunner slaven hebben , niet weinig bijdragen , de vervol-
gingen van wege het Geregtshof, waaraan zij zieh , om die mishande-
lingen , bloot stellen.
Ünder de Negers zijn er velen , die to t de Christelijke godsdienst over-
gehaald zijn door de Hernhutscbe Broeders, welke hier veel nnt stiebten.
In het ja a r 1829 is te ’sGravenhage opgerigt eene Maatschappij ter
bevordering van het godsdienstig onderwijs onder de slaven en verdere
Heidensche bevolking in de kolonie Suriname. Deze maatschappij stelt
zieh voor , om de Heidensche bevolking in de. gemelde kolonie tot het
Christendom te brengen , en heeft bet onderwijs geheel en uitsluitend
opgedragen aan de Zendelingen der Moravische Broeders. Daar nu in de
kolonie de slaven huffne plantaadjen niet mögen verlaten cn de reis der-
waarts slecbts längs de rivieren met tentbooten kan geschieden , zoo
vloeide daaruit noodwendig v o o rt, dat de hulp , aan de Zendelingen te
verleenen , zeer groote kosten vorderde. Ofschoon vervolgens de treurige
toestand van ons Vaderland niet veel boop g a f, dat de aanvankelijke
ruime toelreding van vele leden zou voortduren, zoo was echter de
Maatschappij in S ta a t, om aan de Moravische Broeders, in 1852', eene
tentboot te schenken en in het volgende ja a r eene tweedc daarbij te
voefren , van welke beide de jaarlijksche terugkeerende kosten voor de
roeinegers de aanzienlijke som van 2920 gülden bedragen. Het was te
begrijpen , d a t alstoen de Zendelingen geinakkeliik den toegang konden
bekoraen to t vele plantaadjen , zoo dat zij tharis reeds op zeventig onderwijs
geven. In het ja a r 1 8 5 4 , toen de meer günstige toestand van ons
Vaderland uitzigt gaf op ruimere deelneming van onze landgenoolen ,
heeft de Maatschappij in S uriname eene plantaadje gekocht ten behoeve
der Zendelingen, en in het ja a r 1856 is eene derde tentboot ter hunner
beschikking gesteld. De Zendelingen der Moravische Broeders zijn bij-
zonder , welligt meer dan eenige an d e re , geschikt om deze ruwe Seidenen
te onderwijzen , zonder bij hen eene oyermatige drift to t vrijheid
op te wekken of aanleiding te geven to t eenige losbandigheid, daar de
Broeders, inlegendeel, hunne kweekelingen to t goede bruikbare menschen
vormen en daardoor van meer waarde voor hunne meesters maken
dan zij vroeger waren. Uit dien hoofde ook maakt de Regering der
kolonie geen zwarigbeid hun de behulpzame hand te bieden , en heeft
zij niet alleen het onderwijs der gouvernementsslaven en vrijnegers aan
hunne zorg toevertrouwd, maar ook ten hunnen gebruike afgestaan de
woningen op eene tweede plantaadje. Thans smeken de wilde Boschnegers,
om van zulke voortreffelijke Zendelingen den weg der zaligheid
te leeren. Zoo hebben de Saramacca-boschnegers , in het ja a r 1840 een
woonhuis gebouwd, om eene zendeling met zijne vrouw te huisvesten ,
hetwelk door dezen in December van dat ja a r betrokken werd. In het dis—
tr ik t Nickerie verlangt bijna de geheele Heidensche bevolking naar hun
onderwijs, terwijl de Europeanen, door de ondervinding voorgelicht,
zulks met al hun vermögen bevorderen. De kerk in het opperdistrikt
Nickerie , welke zendelingspost S a l em b e e t, is den 4 April 1841 in-
gewijd. Jaarlijks vermeerderen dan ook de noodzakelijke onkosten , om
d it gewigtige werk in s ta n d te bouden, en tot nu toe was het Hoofd-
bestuur in Staat daarin te voorzien. Ofschoon toch de gewone ja a rlijksche
contributie slechts twee gülden en vijftig cent b ed ra ag t, be-
nevens de toelage van eenige leden , die zieh to t eene hoogere bijdrage
verbonden hebben , alsmede de giften van Zijne Majesteit den Koning,
zoo is het te ’s Gravenhage gevestigde Hoofdbestuur reeds in Staat
geweest, om in acht jaren tijds naar Paramaribo over te zenden de
aanzienlijke som van negen en twintig duizend acht honderd en tien
gülden. In het ja a r 1840 zijn te Paramaribo 102 volwassen Negers
en 55 Negerkinderen gedoopt. Ook werd de school te Paramaribo druk
bezocht , bij het examen op den tweeden Kersdag 1840 waren er 400
kinderen tegewoordig.
Suriname is , gelijk men algemeen voor waar a an n e em t, door den
beroemden Spanjaard Alonzo de Ojeda, den reis- en togtgenoot van
Abericus Vespocids , in het ja a r 1499 onldekt. Hij schijnt er zieh echte
r niet gevestigd oi eene volkplanting achtergelaten te hebben. Althans
de oudste beriglen over het ontslaan dezer kolonie gaan niet ver boven de
twee honderd jaren. Volgens Hartsink, schijnt een Engelsch Kapitein
mct name Marecral , omtrent h e t ja a r 1 6 5 0 , aan het bovenste gedeplte
der Suriname en wel in den omtrek der Para-krcek , zieh nedergezet
te bebben ; dit vermoeden verkrijgt daardoor eenige waarschijnlijkheid,
omdat nu nog in die streken de sporen der oudste verlatene plantaadjen
of bebouwd geweest zijnde landerijen gevonden worden; misschien heeft
ook de Marchals-kreek hiervau hären naam ontleend. Hoe d it ook
zij , het schijnt echter n ie t , dat deze kolonisten lang in h unne be-
zittingen gebleven zijn , omdat deze zieh in het ja a r 1640 in handen