dat een aantal banden werk verschaft, het batckken of verwen van kleedjes
en decken , hetlinnenweven en garenspinnen , het toebereiden van areeng-
suiker, het inaken van rotting-matten , manden enz., bet uitgraven en
houwen van metselsteen , bet maken van inlandsche kleedjes , touw-
werk enz.
S ümanap op zieh zelf heeft 132,762 inw., onder welke 2,200 Chine-
zen, 270 Arabieren en 2,000 Maleijers gerekend zijn. Het getal der
Europeanen bedraagt in bet rijk van S umanap 290. De inboorlingen
rckent inen als krijgslieden met meer moed begaafd , dan die van Java ;
de vrouwen zijn ovor bet algemeen bevalliger en schooner, en met meer
zwier opgetooid.
Dit rijk werd in 1761 nog door den Tommongong T ir t a -N aGara ge-
regeerd, die van eenen Kiay afkomslig , en dour zijn huwelijk met
de dochter van een Sumanapsch Hoofd of famillie , P oeeang- J iw a , tot
het regentschap is gekomen. De tegenwoordige Vorst is in 1827 tot
Sultan van S ümanap verheven.
Ook in S ümanap is de landbouw , hoewel minder verwaarloosd, dan
in de overige gewesten van het eiland , nog voor veel uitbreiding en
verbetering vatbaar. Dit is grootendeels aan de dorheid van den grond
en aan het gebrek aan water toe te schrijven, hoewel de Sultan on-
derscheiden waterleidingen aangelegd en zijn gebiedin alle opzigten aan-
inerkelijk verfraaid beeft. Zijne inkomsten zijn veel geringer dan die
van den Sultan van Madura , die eenen sebat van geld van het pro*
duct der vogelnest-klippen trekt. Het gebied van den Sultan van Sn-
m ab ap is veel kariger met deze rijke bron van inkomsten bedeeld.
De voortbrengselen bestemd tot voedsel bepalen zieh meest tot djagöng.
De invoer van rijst in het Sumanapsche is bela.ngrijk , en dat rijk kan
volgens berigten slecbts drie maanden de bevolking voeden. Klapper-,
katjang- en djarak-olie zijn mede voortbrengselen van S ümanap , en de
uiivoer vanolie heeft, over de 800 koyangs bedragen. De meesle han-
del bestaat in olie, buiden, tamarindc, Javaansche lijnwaden , kleedjes,
zijnde, in 1830, 4789 korgjes inlandsche lijnwaden uitgevoerd. Te
Kobong-Dadap wordt veel zout gemaakt. Honderd vaartuigen zijn in
1830 van onderscheidene havens buiten Java aangekomen en honderd
een en twintig uitgcklaard naar Ambon, Bengkoelen , Bangka , Ma-
kassar , Palembang , lliouw , Sukadana, Timor, Ternate, de Zwa-
neimvier enz., enz.
De Sultan heeft eenige stoeterijen , als, onder anderen , eene te Soe-
mor-Pagong, 18 palen van den kralon, waar de oorsprong van de
rivier Seroko is; buiten de paarden, die van daar komen, zijn er geen
die van waarde zijn.
In dit rijk is meer welvaart, dan in de andere deelen van bet eiland
, dewijl landbonw , nijverheid en bandel veel meer door den Vorst
worden aangemoedigd.
Daar de inwoners liefhebbers van rundvee zijn, maken zij daar ook
zeer veel werk van, en men vindt er uitmuntende beesten , vooral
onder de stieren, die veel tot vechten gebruikt worden. Men geeft
den uitvoer van koeijen op, in 1830, 1878 stuks te hebben bedragen,
en de binnenlandsclie consumptie op 6000stuks, terwijl de uitvoer van
buiden bij de 4000 stuks bedragen heeft.
In dit rijk vindt men ook belangrijke oudheden. Te P a j o n g zijn
eenige overblijfselen van eenen Hindoeschen tempel, en men beeft er
een beeid van S iev a en een van B oedho gevonden. Onder de vorste-
lijke graven munt vooral uit het mausoleum, door den eersten Sultan
van Sumanap voor zijnen vader, den Panumbahan N ata G oe so b ba , op
eenen heuvel gestiebt. Het is van galerijen omringd, uit welker midden
een koepel rijst, die veel overeenkomst heeft met de Moorsche
bouworde ; midden onder den koepel is het graf, gcheel gedekt met
inlandscb albast.
Tén gevolge van eenen buitengewonen regen , die van den avond van
den 22 April 1836 tot des middags van den volgenden dag had voort-
geduurd ,. is aldaar eene geweldige overstrooming veroorzaakt, waarbij
22 personen , rnitsgaders 30 koebecsten , alsmede eenige paarden en scha-
pen verdronken ; 83 Javaansche huizen , 22 praauwen, 19 bruggen en
6 rijstschuren weggespoeld of vérnield zijn , terwyl eindelijk eene uit-
gestrekte streek land is ingezakt.
SUMANAP of S o bm a n a p , st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
Madura, aan de Maringan.
Het is eene aanzienlijke en welvarende stad , bestaande uit eene rij
huizen , onder welke zeer goede steenen gebouwen , nevens elkander ,
waar bij na in het midden het residentiehuis Staat. Men heeft er een kra-
ton of paleis , waarvan de zalen prächtig en met smaak versierd zijn,
eene kerk en eene school. De stad beeft eéne Chinesche , Javaansche
en Arabische wijk ofbuurt. Het Nederlandsche fort, in 1783 gebouwd ,
ligt op eenen heuvel nabij do stad ; voorheen was er een fort aan den
mond der Maringin. Deze rivier is van weinig belang, doch wordt
druk döor praauwen bevaren , en de reede vertcont veel levendigheid
door de Vaart op Bengkoelen , Riouw, Makassar, Ternate, Timor ,
Nieuw-Holland enz. Het eiland Poeteran ligt voor de baai, en is ge-
deeltelijk door eene straat van de kust gescheiden.
Ten Oosten van S ümanap is het gedenkteeken , door den Resident
van B ronkhorst opgerigt ter eere van P f e f f e r k o r n en W e is s in g , die ,
aan boord van een handelsvaartuig in Straat Banka, door 40 roo-
vers praauwen aangevallen werden , en , zieh niet meer kunnende ver-
dedi gen , de roovers aan boord lieten komen, en loen het schip in de
lucht lieten vliegen , waardoor nog eenige praauwen mede te gronde
gingen.
De bandel te S ümanap bepaalt zieh hoofdzakelijk tot het binnenland.
Artikelen van invoer zijn: rijst, padi, djaging, kapas, was, rotting,
ijzer , fijn wit linnen, tabak , gambier, grof porselein , aardewerk ,
benevens eenige voorwerpen van weelde. Er is uitvoer van runderen
, dinding en buiden , van tameriude, eigen geweven en geverwde
kleedjes , en vooral van klapper-, katjang- en djarak-olie.
SUMANAP of S oemanap , fort in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
Madura, rijk Sumanap, op eene hoogte , één paalvan de hoofdplaats.
Men heeit vàn hier een fraai gezigt op de otnliggende landstreek,
de hoofdplaats , de eilanden en de zee , met de voorbij zeilende schepen
en vaartuigen. Dit fort werd inhet jaar 1783 gebouwd, en schynt in
een zeer goeden Staat en wel onderhouden te zijn.
Nabij het fort is eene grot, in welke men door eene kleine opening
naar beneden gaat , en waarin men alsdan eene getraliede deur vindt,
met welke de toegang tot de holen der vogelnestjes gesloten is. In
deze holen ontspringt'water, dat in zee uitloopt.
SUMATRA of S qem a tra , eil. in Oost-Indie, tot de Sunda-eilanden
behoorende bij de inlanders I noalas of P oelge- P o e r it jo e , ook wel P oe eo e -
B en a p i ofV ulkaan- eiland genoemd.
Het lrgt Z. W. van de vaste kust van Indie, W. Van Borneo , N. W.
van Java, en wordt ten N. bespoeld door de Straat-van-Malakka,