Gelukkiger dan R e n n e r b e r g slaagde, in het vollende jaar, V e r d u g o
of liever diens Overste Luitenant T a s s i s , in eenen aanslag op S t e e n w
i j k . Zeker landman , uit misnoegen op de Staatseben of uit eene
andere oorzaak, had zieh fcij V e r d e g o laten aandienen , en , onder ver-
panding van zijn hoofd, hem de belofte gedaan ,■ S t e r n w i j k in zijne magt
te zullen leveren. V e r d b g o beval de volvoering van het stuk den Overste
T a s s i s aan. Deze liet zieh , . met eenige Hoplieden en 600 of 800
knechten en twee kornetten paarden, op eenen tijd als de bezetting
van S t e e n w i j k op eenen strooptogt uit was , ’s nachts voor den 17 September
1582 , door den gemelden boer tot bij de Oostpoort geleiden.
Hier was de gracht waadbaar, alzoo men, bij bet uitdiepen daarvan,
verzuimd had den grond genoeg om te spitten. De Soldaten gingen
tot bun middel door het water en bragten de ladders over ; die gerigt
hebbende, beklommen zij de vest, eer de wacht er iets van vernam.
Eene vrouw, die hen het eerst gewaar werd, riep de wachten toe,
dat men den trommel moest roereu , alzoo men den vijand binnen had.
De wachters vatten het geweer , doch, bemerkende , dat het te laat
was, sloten zij het stadhuis tot negen ure, wanneer zij het overgaven,
met beding van vrijen uitgang. Vele andere Soldaten hadden de vlugt
genoinen. De stad werd geplunderd, de burgerij op zwaar rantsoen
gesteld en der Staten Volk , destijds in S t e e n w i j k liggende, jammer-
lijk vermoord.
Tot in het jaar 1592 bleef nu S t e e n w i j k in de magt der Spanjaar-
den , die het , in dien tusschcntijd , aan de landzijde aanmerkelijk
versterkten. Op bet einde der maand Mei van gezegd jaar ondernam
Prins M a b r i t s , met een leger, slerk thsschen de 8000 en 9000 man,
eenen aanslag op de stad. De bezetting bestond uit 1000 voetknechlen
en 60 ruilers. M a b r i t s zelf en Graaf W i l l e m L o d e w i j k v a n N a s s a u ,
Stadliouder van Eriesland en Groningen, woonden het beleg bij. In
het maken van de ioopgraven werden de belegeraars dikwijls verijdeld
door de uilvallen der belegerden, welke, ondanks het geweldig en
aanhoudend schieten van buiten , naar geene Voorslagen tot een ver-
drag wilden hooren, zelfs niet nadat de Slaatschen den builensten
wal reeds vermeesterd en de gracht gedempt hadden. Hun moed wak-.
kerde nog meer, sinds de aankomst van drie honderd man , hun door
V e r d b g o toegezonden. Intusschen zette M a b r i t s , uit vrees voor ont-
zet, het beieg. ijverig voort, en deed, in den aanvang van Julij,
onder de boiwerken twee mijnen springen , die echter weinig schade
deden. Meer leed de stad van het geweldig vuren, hetwelk daarop
volgde , waarbij onderscheiden ßevelhebb'ers der bezetting sneuvelden.
Van binnen bleef men daartegen nicts schuldig. Van de kogels, welke
men ginds en berwaarts zond, vloog er Prins M a b r i t s een door de
linkerwang. De Stadvoogd, intusschen de hoop op ontzet verloren
gevende, gaf eindelijk de stad, op den 5 Julij, over; vervolgens van
de zware schade, gedureude het beleg bekomen, hersteld , werd zij
aanmerkelijk versterkt.
ßijna was S t e e n w i j k , in het jaar 1597, weder in der Spanjaarden magt
gevallen, door eenen welberaden aanslag. De Spaansche garnizoenen
van Overijssel en daaromtrent, ongeveer 800 man sterk , deden, onder het
heleid van R i c h a r d v a n d e r S a n d e , H e rm a n v a n E n s en M a e a g a in b a , met
den Luitenant van den Graaf v a n S t t k o m , den 26 Maart , ’s morgens
voor het aanbreken van den dag, eenen hevigen aanval op die stad,
kropen door de palissaden , die eenigzins gebroken waren en beklommen
de wallen, terwijl een groot deel van hun volk, aan de zijde van het
moeras, aan de noordzijde der stad geraakte. Ook aan de zuidzijde
werd een groot alarm aangerigt; maar die van binnen stelden ter-
stond alles in de weer , om de stad te verdedigen en die opgeklommen
waren werden door de schildwachlen ontdekt en afgeslagen. Nadat de
vijand was afgetrokken vond men maar zes dooden. Er waren nogthans
twee Luitenants gesneuveld onder welke de Luitenant van den Graaf
van S t y r u m . Ook sebijnt het, dat de Spanjaarden wel zeventien wagens
met dooden en gekwetsten weggevoerd hadden.
Nog eens werd S t e e n w i j k den Staat ontweldigd , in hetjaar!672, door
de Mnnsterschen , welke daarvan meester bleven tot in de maand October
des volgenden jaars , wanneer , na het vertrek der Franschen uit de
VcreenigddGewesten, te rade werden , nevens andere plaalsen, ook deze
stad te ontruimen.
Na dien tijd , heeft ze geen uilwendig vijandelijk geweld behoeven
uit te staan , zelfs zijn ook de vestingwerken sedert verwaarloosd, en
ten eenemaal vervallen. Dan , door inwendige beroerten , is die stad
meermalen geleisterd geworden : voornamelijk , in de jaren 1747 en
1748. Deze werden verwekt ler gelegenheid der verkiezing van eenen
Predikant , alsmede door de drift van sommige ingezelenen , om van
de Regering'rekening der stads inkomsten af te vorderen, ten einde-
eenige misbruiken , die zoo in het Politiek als Finantie wezen , waren
ingeslopen , hersteld te mögen zien. De zaak kwam tot dat uiterste ,
dat sommigen, door de Regering in de gevangenis geworpen, en
tot zware straffen en onder dezen een terf galge verwezen werden. Dan
door de voorzigtige bestiering van den Erfsladhouder , W i l l e m I V ,
werden, ingevolge een Reglement van 12 November 1749, die misbruiken
niet .alleen hersteld , maar ook , den 28 Julij 1750 , door
twee Leden -uit Gecommitteerde Staten der Provincie, in naam van
den Prins , de geheele Regering veranderd, en voorts bij publikalie,
den 1 Augustus van dat zelfde jaar, alle de dekreten, en sententien ,
der vorige afgegane Regering, tegen ge melde personen gewezen , te niet
gedaah ; zonder dat, uit al het voorgevallene , voortaan iets, ten na-
deele of verwijt van die personen , hunne vrouwen, kinderen of fami-
lien, mögt getrokken worden, waardoor de rust hersteld werd.
Bij de watervloeden van 1775 en 1776 stond het land rondom S t e e n w
ijk voor hfet grootste gedeelte ondergevloeid. Vooral was dit het ge-
val in het laalste ja a r, toen het water nog ongeveer 1 el hooger liep
dan in 1775. Men schatte het getal menschen, dat destijds derwaarts
kwam vluebten, op ongeveer 800 en het vee op meer dan 700 stuks.
Op den middag van den 4 Februarij ‘1825, omstreeks 1 uur , bragten
eenige vlugtelingen de ontzettende tijding in deze stad aan , dat de
zeedijken waren doorgebroken, en weldra zag men deze mare onge-
lukkig bevestigd , daar hier het water tot zulk eene verbazende hoogle
wies , dat men in minder dan twee uren tijds geen land of weg meer
herkennen konde. De schepen en schuiten lagen in de stadsgracht,
die den zelfden middag te drie ure rceds opgevuld was met aangespoeld
hout , turf, huisraad , vee , tenlen en daken van huizen. In .wonnigen
die vrij hoog lagen , spoelde het water de ramen binnen en des nachts
ten 12 ure had het eenen bij na 1.8 eil. hoögeren stand bekomen , dan
die der beruchte watervloeden van 1775 en 1776. Ofschoon nu de stad
zelve niet zoo veel door het water leed , zoo verkeerde men aanvankelijk
m de grootste vrees en ongerustheid, uithoofde dat de woedende zee
net al hare kracht op de stad aanzette. Liep het'nu in de stad wel
af, des te grooler waren de schaden, in de läge omgelegene landen