den namiddag de kaai tot aan de boorden was vervuld , terwijl kort
daarna bet water eene el op het längste gcdeelte der kaai stond en de
beiende slratcn bereikte en overweldigde , stortende het de oude kerk-
straat met zooveel gewcld in , dat de steenen opgenomen en een
eind weegs medegesleept werden. Deze straat, benevens de Beesten-
markt, Ridder- en andere straten daaraan gelegen, alsmede de huizcn
kelders , en tninen werden dadelijk overstroomd , zoo zelfs , dat men
zieh niet dan met moeite en gevaar op straat kon begeven , kunnende
men met schuiten er door varen. De afdamming der Zoute-Vest, tegen
het sluisje , aan den ingang der kaai bezwhek, doordien de kruin ten
roinste 3 a 4 palmen beneden de omliggende was, en in een oogenblik
was zij in eene zee veranderd, Äkclig was het gezigt aan de Oostpoort,
dewijl de bcdekle weg , welkaook daar tot zeedijk dient, mede 4 pal.
men lager dan de dijkaadje van den Bewester-Eede-polder was, viel
bet water daar overheen ; vulde de Zoete-Vest met zout water ; drong
weder over den bedekten weg, die haar van den pold. Bewester-Eede
scheidt , en zette die onder water. Het water slorlte dus ovqr de borst-
wering van den bedekten weg , ter gelieele lengte van een half nur.
Den 30 October 1830 had de Overste L ed e l een voorpost van 30 man
te S l c is gelaten ; deze moest echter, daar alles open lag , des avonds voor
de Beigen wijken , die alzoo S ld is bezetteden en hunne vlag op den toren
deden plaatsen. Des anderen daags , had de merkwaardige aanval op
Oosthurg plaats ; waarbij de Beigen geslagen werden. Dit maakte de te
S l u is overgeblevenen ongerust. Des nachts was er een buitengewoon
hooge springvloed* waardoor het zeewater, zoo als meermalen gebeurt,
door eene riool op de groole markt vloeide. Dit meenden zij, dat opzet-
telijk en kunstmatig tegen hen gerigt was , waarom zij de trom liefen
roeren en ten een ure in den nacht in allerijl aftrokken. De Regering
was in geene gemeenschap met eenige Belgische autoriteit geweest, en
de vlag werd spoedig daarop door eenige Bürgers van den toren geno-
men. Den 21 November daaraanvolgende, werd de stad weder van
Nederlandsch krijsvolk bezet, en door doorgravingen en opgeworpen veldwerken
tegen onverhoedsche aanvallen verzekerd (1).
In de Belgische onlusten toonden de burgers van Situs , even als
in het jaar 1814 en vroeger, veel gehechtheid aan de zaak des Va-
derlands.
Het wapen der stad is van keel, met twce golvende fascen van zilver.
Het schild gedekt met eene kroon van goud.
De oude titel van de Regering was : Baljuw , Burgemeesters en Sche-
penen van S l c i s , Waterregt en Nieuw-Muyden.
SLUIS , verkorte naam , waaronder de stad M a a s s lu is , in Delfland,
prov. Zuid-Holland, in de wandeling meestal voorkomt. Zie M aassluis.
SLUIS , geh. op het eil. Goedereede-en-OverFlakkee, prov. Zuid-
Uollnnd. Zie G a la th e sc b e - S l u is .
SLUIS (HET GROOTE-KASTEEL TE), voorm. kast. in Staats-
Vlaanderen, prov. Zeeland , in het Noorden van de stad Sluis, aan
de ooslzijde der haven.
(1) Door wijlen den Heer P. Meksteks, Ooderwijzers te Slu is , i s , na onderzoek van het ar-
chicf der stad, met raadpleging van andere bescheiden , ook uit het archief van Brugge , in 1828,
eene Geschiedenis der stad Sluis afgewcrkt, met eene militaire kaart ^an het beleg van Prins AUU-
r i t s , van welke het origineel in het slads archief aanwezig is; doch door gcbrek aan inteekenaai*
is dit werk niet gedrukt kunnen worden, maar door den schrÿver , kort voor zÿnendood, in 18371
«an de Regering van S lu is jeschonkcn cn berust alzoo in het Stads-archief.
Dit inderdaad reusachtige gehouw werd, ten koste van het Fransehe
riik in het jaar 1383, gegrondvest door Filips den Stoute , Hertog
tan bourgondie, gemaal van M a r g a b e ih a , Gravin van Viaanderen,
die Frankrijk , in naam van den krankzinnigen Koning K ar e l IV, be-
stuurde. Hij gaf het de zelfde gedaante als de door hem mede gebouwde
Bastille te Parijs. Wanneer de muren van het kasteel bij den eer-
sten aanleg regt doorgetrokken waren geweest, dan zou het geheel een
vierkant hcbben gevormd, welks buitenzijden binnen de grachten,
van het Westen naar het Oosten ongeveer 86 eilen lengte bezaten.
De regte muur werd intusschen naar de sterke bouwing der zes-
tiende eeuw, op geregelde afstanderi door ronde torens vervangen.
Uit de vier hoekpunten waren , met eene straal van 9 eilen, cirkels ge-
trokken, eh op die kringen zware torens gebouwd. Op 11.3 eilen, af-
stand van die hoektorens verrezén er andere, die met eenen straal van
8.3 naar buiten vielen en aan de noord- en zuidzijde wederom 11.3 eil.
van elkander stonden. Aan de west- en oostzijde was de ruimte tus-
schen de beide middentorens slechts 3 eil., oradat aldaar de poorten
of toegangen waren aangebragt, welke 3.3 eilen wijdte hadden en der-
halve wel gedekt waren. . _ '
Het muurwerk had over lièt geheel de dikte van 5.8 eil. Aan
de binnenzijde liepen , längs den wal en de torens beide , twee rijen
gewelfde gangen boven elkander en verschaften alzoo eene veilige ge-
mecnschap van het eene punt naar het andere. De benedenste gang
1 eil. brced , 2.8 eil. hoog en ongeveer 1 el beneden den beganen grond
van het pleinvoerde tot de kelders of onderste gewelven in de torens,
tot welke men met trappen afdaalde. De bovenste gang, meer dan 1 eil.
breed en 5 eil. hoog, gaf toegang tot de eerste verdieping of de kamers
der torens. De vertrekken in de bovenste of derde verdieping der torens
werden längs de overdekte gallerijen op de muren bezocht. Die muren
hadden, van den grondslag a f, eene hoogte van 13 eil. Het muurwerk
der torens was 3 eil. hooger ; overigens waren deze van pun-
ligedaken voorzien. De drie gewelven , kelders of kamers daarin , hadden
gemiddeld 7.3 eil. diameter, en de hoogte van den eenen vloer
boven den anderen was desgelijks 7.5 eil. Het geheel bevatte dus
56 zoodanige kelders en kamers, terwijl er daarenboven, aan de zuidzijde
van het binnenplein, dat groot genoeg was, om een aanzienlijk.
niarktplein voor eene landstad te wezen , nog bijzondere gebouwen waren
opgetrokken , die als staliingen enz. gebruikt werden.
ln de zestiende eeuw , onder de regering van Keizer K a b e l V, werd
het gebouw vergroot. De veranderde krijgskunst had het kleine kasteel
of den Bourgondischen toren (zie het volgende art.) nutteloos , maar
tevens eene uitbreiding der vestingwerken van het groote kasteel nood-
zakelijk gemaakt. Het eerste werd dus afgebroken en, misschien wel met
de bouwsloffen van di t , de laatste daargestcld ter bedekking der beide
poorten , die te zeer bloot lagen voor het grof gesehnt, dat meer en meer in
gebruik kwam. Voor iedere poort werd een belangrijk voorwerk aangebragt,
rondoni kleiner pleinen van ongeveer 120 vierkante eilen. De
muren waren nagenoeg even zwaar als de ouden , en op de buitenhoeken
verrezen nicnwe torens , die evenwel van buitenmuur tot buitenmuur
i l eil. diameter hadden, en dus aanmerkelijk kleiner waren dan de
eersten. Zij bezaten daarenboven geene kelders beneden den grond »
maar alleenlijk twee gewelfde kamers boven elkander. De muren ofgale-
njen , door welke zij apn de buitenzijden met elkander verbonden waren ,
waren daarentegen met meer aarde aangevuld en dus dikker. Bovendien