to maken cn sene sluis te loggen , tusschen het Veerstal en den ouden
watcrgang , het tegenwoordigo Stolwijker-liuis , en daartoe te mögen
nemen zes gaarden dijk en zoo veel land als noodlg zoude zijn.
De kerk stond vöör de Refprmatie ler begeving van den Graaf van
Holland, de inleiding geschiedde door den Domproost van Utrecht.
Zij liad 17 morgen (14 band. 47 v. r. 74 v. eil.) land , waarvan de Pas-
toor in zijn afwezen zes ponden vlaamsch (56 guld.) genoot. Toen de
kerk , in het midden der zestiende eeuw, vervallen was , heeft Georghis
v a » E g m o k d , de zesligste Bisschop van Utrecht, bij brief van 26 Maart
1347 . den Regenten der kerk geraagtigd , om die voor een gedeelte af
te breken en ze vervolgens weder op te bouwen. Zij is een dubbel kruis-
gebouw, waarop een toren Staat, die vrij hoog is : bij is| voorzien van
twee klokken. Deze toren is, irr het jaar 1717, door eenen zwaren storm,
in de maand Augustus , omgewaaid ; na dien tijd is bij weder bijge-
bouwd , doch ruim 9 eil. lager , dan bij weleer geweest is. De kerk
is voorts omgeven van een ruim groot kerkhof, hetwelk niet eenen
steenen mnur ombouwd is. Een vleugel van de kerk is afgezonderd
tot een koor , en van het ruim afgescheiden door eent^groot houton >
hak ; danrbovcn zietrmen een groot schildWaarop de wot dcä Heeren
De glazen der kerk m a . n l i n zijn beschilderd geweest,
dach thans alle beschadigd.
Oudtijds bad men in dit dorp eene paardenmarkt, doch deze is den
2 7 Junij 1 4 1 2 , door W il l em Y f , Graaf van Holland, naar Schoonho-
ven verlegd, hoewel er later weder eene paardenmarkt schijnt bestaan te
liebben, die omstreeks het midden der vorige eeuw is in verval geraakt.
S t o l w i j k is de geboorteplaats van I s a a c en diens zoon J o h a n I s a a g ,
die omstreeks 1420 leefden, en niet alleen volgens d e G r o o t maar ook
volgens Fransche schrijvers (1) de scheppers der scheikunde waren,
welke wetenschap vöör dien tijd genoegzaam gcheel onder de alchymie
was begrepen.
In bet jaar 1489 heeft het krijgsvolk uit'Woerden S t o lw i j k afge-
brand. Waarschijnlijk zijn toen de kerk en tören mede eene prooi
der vlammen geworden , aangezien deze in bet jaar 1301 nieuw en
sierlijk zijn opgebouwd.
In bet begin der vorige eeuw werd S t o lw i j k sterk bezocht, doordien
men voorgaf, dat zekere aldaar wonende rietdekker, B a k k e r genaamd,
veertig dagen en nachten achtereen geslapen bad, zonder eenig voedsel
te nuttigen. Yelen, zelfs van afgelegene plaatsen , gingen hem zien
en nienigmaal werd hij bewaakt, en zelfs proeven genoraen of hij ge-
voel had van bet steken met spelden en naalden, betwelk hij , zonder
merkelijk bewijs van aandoening , veelal kon doorstaan. Bij nader
naauwkeurig oriderzoek bleek het echter, dat hij, die een lui en vad-
sig mensch was , bij den aanvang van zijnen langdurigen slaap , uit stijh
boofdigbeid, naar geen wakker maken bad willen luisteren en veel pijn
doorstond, om niet te moeten arbeiden; zijne huisgenooten, zieh nu
-verstoken ziende van hetgeen hij anders door arbeiden verdiende ,
maakten er eene kostwinning van, om hem aan de nieuwsgieri-
gen en vreemdelingen te laten zien , waartoe hij zieh nadcrhand ge-
willig liet gebruiken. Öok ontdekte men later dat zijn voorge wend
vasten mede grootendeels, zoo niet geheel, verzonnen was, daar bij
(1) Aangehaald bij Mehr man in zijne aantee&eningen op de Vergelijking der Gemeenebceten Tan
I I. de Groot , D* 111, bl. 168-100.
naauwelijks ontwaarde, dat men in de nabijheid van zijne legerstede
eenige spijzen bereidde, of halfsluimerende eischte hij die, atsmakelijk
daarvan en sliep weder voort, zonder wakker le worden. Het einde
was dat men hem en de zijnen aan bun lot overliet.
SroLwiiK is door de booge watervloeden van 1751 en 1760 jammer-
lijk geteisterd geworden , zoo dat de landerijen meer dan een jaar lang
onder water hebben gestaan. Na dien tijd heeft het zijnen ouden
luister wel weder bekomen : hoewel het vöör de gezegde ranipen veel
volkrijker is geweest dan heden , dewijl vele ingezetenen , daardoor
afgeschrikt, zieh naar elders hebben begeven , om niet weder aan
dergelijke onheilen te zijn blootgesteld.
In den nacht tusschen 7 en 8 September 1837 heeft te S t o l w i j k eene
geweldige brand gewoed, waardoor een groot gedeelte van het dorp
in de asch werd gelegd. De herbouwing van dat gedeelte heeft echter
het dorp veel in aanzien en fraaiheid doen winnen.
Het wapen bestaat uit een veld van sinopel met drie kazeii van zilver.
f STOLWIJK (KLEIN-), pold. in den Crimpenrewaard, prov. Zuid-
Holland, arr. Rotterdam, kaut. Schoonhoven, gem. Stolwijk; palende
> N. W. aan Achterbroek, N. 0 . aan den Beijerscbe polder, Z. 0 . aan
J den pold. Benedenheul, Z. W. aan den Berkwoudsche-polder.
Deze pold., welke eene oppervlakte beslaat van ,1940 bund. en wordt
' door vier molens en twee sluizen van het overtollige water ontlast.
STOLWIJKSCHE-BOEZEM , waterboezem aan het einde van de Stol-
wijksche-vliet of Goudsche-vliet, tegen over de stad Gouda, waardoor
Stolwijk zijn overtollig water door de Stolwijksche-sluis afzet.
Deze boezem, hoewel in de gem. Haastrecht liggende, behoort echter
tot de gem. Stolwijk, zijn Je 1 u. N, W. van het d. gelegen.
STOLWIJKSCHE-D1JK (DE) of d e S t o lw i j k s c u e - w e g , dijk in den
Crimpenrewaard, prov. Zuid-Holland, welke zieh in eene noordwestelijke
strekking längs den Polder-van-Stolwijk en het Yeerstalblok uitstrekt tot
aan den IJsseldijk bij de Stolwijksche-sluis. — Deze dijk dient tevens
tot weg van Stolwijk naar Gouda.
STOLWIJKSCHE-SLUIS (DE), sluis in den Crimpenrewaard, prov.
Zuid-Holland,' waardoor de Stolwijksche-boezem zieh in den IJssel
ontlast.
STOLWIJKSCHE-VLIET (DE), d e S t o l w i j k e r - v a a r t of G o d d s c h e -
v l i e t , water in den Crimpenrewaard, prov. Zuid-Holland, dat bij Stolwijk
zijnen oorsprog neemt en , in eene noordwestelijke strekking, naar
de Stolwijksche-boezem loopt, waarin het zieh ontlast.
STOLWIJKSCHE-WEG (DE), dijk in den Crimpenrewaard, prov.
Zuid-Holland. Zie S t o lw i j k s c h e - d i j k (D e) .
STOM-MEER , voorm. meer in Rynland, prov. Board-Holland, dat
m het jaar 1630 bedijkt is en thans eenen pold. uitmaakt, arr. Amsterdam
, kant. Nieuwer-Amstel, gem. Aalsmeer-en-Kudelstraat; palende
N. W. aan het Oosteinde en het dorp Aalsmeer, N. 0 . aan de
Oosteinder-Poel, Z. 0. aan het bedijkte Horn-meer, Z. W. aan den
Heereweg.
Deze pold., welke in het jaar 1630 bedijkt is, beslaat, volgens het
kadaster, eene oppervlakte van 167 bund. 60 v. r. 30 v. eil.-, waaron-
der 185 bund. 28 v. r. 18 v. eil. schotbaar landj telt 2h. , beide boer-
derijen, behoorende de overige landen meest aan boeren of veehouders }
° P het dorp en den Uiterweg wonende. Het S t o m - j i e e r wordt door eenen
®olen van het overtollige water ontlast. ■ Het polderbestuur bestaat uit
eenen Secrelaris en vier Poldermeesters, waarvan jaarlijks twee aftreden.