SABOEN (KUST-VAN-), dus noemt men de eilanden G ro o t-K a -
r im o n , S ab o en en eenige andere eilandjes in Oost-Indie, in de
Indische-zee, welke de Oostzijde van de straat Saboen vorinen.
SABOEN (STRAAT), zeeengte in Oost-Indie, in de Indische-zee,
längs de kust van Saboen.
SABOENGA-BOENGA , kaap in Oost-Indie, in de Straat-van-Malakka
, aan de Oostkust van het Sundasche eil. Sumatra.
SABOERI (DE), riv. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Bangka,
die zieh te Tandjong-Goening met de Tjoeroetsjoet vereenigt.
SABOONG, distr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Bezoeli, reg. Poerboliengo.
SABORA, kaap in Oost-Indie, in de Zee-van-Java, aan de Noord-
kust van het Sundasche eil. Lombok.
■ SABRAGAN , d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Soerabaya.
SABRAO, e i l . i n Oost-Indie. Zie A danara.
SACCOMO (DE) of de Saeoem, riv. in Afrika , in Opper-Guinea,
aan de Goudkust, rijk Assianti, die Zuidoost loopt e n , na eenen
loop van IS uren , op de grenzen der rijken Agnapim en Tante, in
de Golf van Guinea valt.
SACCONDI of Sakosdi , d. in Afrika, in Opper-Guinea, aan de
Goudkust, op de oostelijke grenzen van het rijk Ahanta, 3 j u. van
Chama, 12 u. N. 0 . van Cabo-de-Tres-Puntas. — In de nabijheid
ligt het fort Oranje,
SACLE-AYER, d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra,
resid. Padang. .
SACRÜM-NEMUS (Heilig-bosch) , bosch, hetwelk men vermeld vindt
bij Tacites (1), en waarin hij zegt, dat Claedids Civilis , een Opperhoofd der
Batavieren, de grooten en voornaamsten van het volk deed bijeen körnen.
Velen (2) zijn van gedachten, dat dit bosch gelegen heeft tusschen Leyden
en Delft, omdat omtrent Voorbnrg, nog geen eeuw geleden , het Schakes-
bosch bekend was , helgeen ligt mogelijk het Sacrem Nembs van Tacitds
zou kunnen zjju , daar toch de klauken der namen wel eenigzins naar
elkander zweemen. Men kan ook dit Sacrem voor vervloekt nenicii, als
een vervloekt, bosch , omdat er zoo veel kracht en geweld in geschiedde ,
gelijk het woord Sacrum zoo wel vervloekt, als geheiligd beteekent.
Ook is niet geheel te verwerpen , hetgeen men in de oude historien
van het Wobd zoeder gerade verhaald vindt, dat het namelijk zijne
palen verder naar het Zuiden , Noorden , ja over den Rjjn , en tot het
uiterste van ons land heeft uitgestrekt, als wanneer niet slechts het
S c h a k e n b o s c h maar ook het H a a g s c h e b o s c h daarvan een deel
zou hebben uitgemaakt. Het heeft voortijds groote schade door storm-
winden geleden ; daarna door bet vernielen, verwocsten, omhakken,
en wat dies meer zij, in het begin van den Spaanschen oorlog.
Pohtabos (3) wil het Sacrem Nemes zoeken in het Nederrijksche Wald ,
in de nabijheid van Nijmegen (Zie Nederrijksche-Wald).
Cleveries (4) meent, dat het bosch Sacrem Nemes niet ver van Baten-
burg, in het midden van het land tusschen Maas en Waal, moet
(1) Hilt. lib. IV.
(s) Onderandersn S. VA* Lbbbwb* , Batavia Ilhutrata , fol. 155.
(3) Goldertch» Gcachiedenitten, D. I, bl* 37.
(4) De 3 Rh. alv. c. 16.
gezöcht worden. Er zijn ook nog schrljvers (1), die het btj Scha-
kerlo, niet ver van Tholen , in Zeeland , plaatsen.
SADANG (DE), riv. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Celebes.
Zij ontspringt uit het gebergte Timodjong, komt, in hären loop om-
streeks het meer Taparary en stört zieh in de Parttpara-baai.
SADASARIE, onderdistr. in Oost-Indie , op het Sundasche eil. Java,
resid. Bantam, reg. Serang, afd. en distr. Pandaglang.
SADDLE, eil. in Oost-Indie, in de Chinesche Zee , W. van Borneo,
1 ° 46' N. B., 124° 81' 0 . L.
SADDLE eil. in Oost-Indie , in de Chinesche-zee, tot de groep Asam-
ban behoorende, 2° 28' N. B., 123° 24' O. L.
SADDLE, eil. in Oost-Indie, in de Indische-zee, bij de Westkust
van het Sundasche eil. Sumatra, 8° N. B., 118° 14' 0 . L.
SADENG, baai in Oost-Indie, in de Indische-zee, aan de Zuidkust
van het Sundasche eil. Java, resid. Djocjokarta, 0 . van de Vogelnest-
klip te Rongkil, twee dagreizen van de hoofdplaats der residentie , over
bet Zuidergebergte en Goenong-Seloe, gelegen.
SADJIRA , distr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Bantäm, reg. en afd. Lebak. Het is verdeeld in de onderdist. S a d j
i r a ,S e n a u g en T jia n g -G a s a .
SADJIRA, onderdistr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java,
resid. Bantam, reg. en afd. Lebak, distr. Sadjira.
SADING-DJAMBOE , landg. in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
Java, resid. Buitenzorg, distr. Djasinga.
SADING-OOST, landg. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java,
resid. Buitenzorg, distr. Parang, aan den voet van den berg Salak.
Op dat landg. stört de Tjiapoer, welke uit eene klove ontspringt,
door eene opening uit de rots, met eene waterkolom van 12 voet breed
en 3 tot 4 voet dik en eene diepte van honderd vijftig voet, en vormt
eene prächtige en ontzagverwekkende waterval.
SAEUL, gem., deels heerl. Siekcnbomen, deels heerl. Hosenfeltz,
deels heerl. Pettingen, grooth. Luxemburg, kw. en arr. Diekirch ,
kaut. Reding; palende N, W. en N. aan de gem. Useldingen , 0. aan
Boevingen en Tuntingen, Z. aan Siebenbornen , Z. W. aan Beckerich.
Deze gem. bevathet d. S a e u l, benevens de geh. C a lm u s , Capw
e ile r , C o lm a r, E h n e r en S c hw e b a c h , alsmede de groote
hoeve M is e re .
Men telt er 700 inw., die meest hun bestaan vinden in den akker-
bouw en de veeteelt. De jaarlijksche productie van denlandbouw be-
loopt 2380 zak rogge en tarwe , 1980 zak gerst en haver en 8200 zak
aardappelen. De veestapel beloopt 200 paarden, 420 runderen en
ISO varkens. Ook is er een korenmolen.
De inw. zijn alle R. K. en maken de par. van S a u e i u it, welke tot
het apost. vie. van Luxemburg, dek. van Osperen, behoort.
Het d. Saedl ligt 3 | u. N. W. van Luxemburg, 3J u. Z. Z. W. van
Diekirch, ruim 1J u. 0 . Z. 0 . van Redingen, in een bosachtig oord.
SAEFTINGE , Saaetiege of Sastiege , voorm. d. in Staats-Flaan-
deten, prov. Zeeland, dat volgens sommigen moet gelegen hebben
op den linkeroever en bij de inonding van het Saeftinger-gat en in
het jaar 1832 door het zeewater zoude zijn bedekt geworden ; terwijl
anderen het geheele bestaan van dit d. hetwijfelen.
(1) Zoo als M. YAK den Houvb j Handve'8t Kronijk, D. II, bl. 31.