In de*# tallei werden den 5 JanuariJ 1825 zwarc aardbevingen go-
voeld , ook had den avond van dien dag eene aanmerkelijkc lozing
van water en slijk plaats gevonden , waardoor de brug over de Tin-
g a l, op den grooten weg bij Klatten, mct al haar paal- en muur-
werk, was weggespoeld. Den volgenden dag herhaalden zieh de schok-
ken, kort daarna gevolgd door uitbrakingen van ascb en zand; terwijl
sominigen meenden, gedurende den nacht, insgelijks veel geraas in
den aangreDzenden berg Marbaboe gehoord te hebben. De doortogt
tusschen dien berg en den Marapic naar de residentie Kedoe was in-
middels geheel verstopt, ten gevolge van bet in die bergen uitstorten,
splijten eh hervormen van verschillende valleijen. Ook de onder S e l o h be-
boorendegebuchten, Tel ogot el l i , l iedoong, Kadiseppoe, Joem-
b e r , Be n j a a r , J a r a k a g , J o e r a n g , Jero en T j i e t r an g waren
ongenaakbaar geworden, doordien de vallei Grimmirig, welke bij
de 300 vademen diep was in eene rotshoogte werd herschapen , die,
door de hitte der opgeworpene steenen en den daartusschen brandenden
zwavel, langen tijd ontoegankelijk bleef.
SELOKATAN o f S il lo katan , d i s t r . i n Oost-Indie, op bet Sundasche
e i l . Java , r e s i d . Sdmarang , reg. Kendal.
S E I .O M A jN E K , landstr. in Oost-Indie, op bet Sundasche eil .Java,
resid. Baglen, reg. Ledok.
SELO-MERTO , d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Djocjokarta.
Dit d. was in September 1823 eene verzamelplaats der muitelingen,
welke den 21 dier maand daaruit verdreven werden door den Majoor
SoLLEWIJN.
SELONDA , eil. in Oost-Indie, in de Zee-van-Floris , tot de Kleine
Sunda-eilanden behoorende, bij de Noordkust van Sumbawa, 8° 3 'Z. B.,
133° 20' 0. L.
SELOTIANG, plaats in Oost-Indie, op bet Sundasche eil. Java,
resid. Soerakarla.
SELSCHEIDT, in bet Fr. S e l c h e t t e , geh. in het graafs. Willz,
grooth .Luxemburg, kw., arr. .en u. N. W. van Diekirch, kant. en
lx u. N. 0. van fViltz, gem. en £ u. N. van Escliweiler; met 22 h.
en ongeveer 150 inw.
SELS-HAM , landg. in het graafs. Zutphen , arr. en 1 | m Z. 0. van
Zutphen, kant. eh 2x u. Z. W. van Loohem, gem. en i u. N. W. van
Vörden, aan den .straatweg van Zutphen naar Winterswijk.
Dit landg., bestaande uit heerenhuis, tuinen , akkermaalsbosch en
boerenwoning met hof, bouw-, wei- en beidelanden , beslaat eene
oppervlakte van 51 bund. 75 v. r. 29 v. eil., en wordt thans in eigendom
bezeten door Jonkheer S t o r h v a n ’s G r a v e s a n d e , woonachtig te Vorden.
SELTORAK , d, in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Passaroewang, reg. Malang.
SELWERD of Z t l w e r t , oudtijds S i l o w e r t h , voorm. landstreek, ten
N. der stad Groningen, prov. Groningen, welks Heeren hier een sterk
slot badden , en zieh sebreven Heeren van Selwert; zijnde onder dien
naam als een geslachtsnaam bekend.
Dan ten jare 1283 werd het vereenigd met het Gooregt en wel ten
tijde, dat de Heeren v a n G r o b n e n b e r g Amblmannen van het Gooregt waren.
Zie hier, wat daartoe aanleiding gaf. Op eene der warven oi
vergaderingen klaagde men over twee gebroeders en ridders van S e l -
w e r d , E g b e r t en L u d o l f e , omdat zij eenen Twentenaar op eigen gezag
gevangen hadden genomen. In het eerst kon men het niet eens worden,
wie daarover vonnissen moest, dewijl het niet zeker was, waartoe het
grondgebied van S e l w e r t , gelegen tusschen Groningen , Hunsingo en
’[Gooregt bchoorde. Aangezien men echter niet gaarne daarover in onmin
wilde geräken , werd de keus des regters aan de beklaagden gelaten,
die toen verkooren E g b e r t v a n G r o e n e n b e r g , als Ambtman van ’t Gooregt
, en van dien tijd werd, bij eene gemeene overeenkomst, S e lw e r d
steeds onder dien regtstocl gerekend.
Daar vervolgens de Heeren van S e lw e r d die v a n G r o e n e n b e r g in alle
hunne goederen en waardigheden opvolgden, gaven zij ook den naam
van S e lw e r d aan de geheele uitgestfektheid van het Gooregt, zoo dikwerf
de beide landstreken als een geheel voorkomen , blijvende echter terri-
toriaal gesebeiden , zoodat iemand in S e lw e r d of in het Gooregt ge-
zegd werd te wonen, naar dat hij zieh in eene dier beide'landstreken
gevestigd had. Dit is tot aan de omwenteling van het jaar 1795 in we-
zen gebleven, daar nog de Ambtman over de vereenigde landstreken den
fitel voerde van Ambtman des gerigts van S e lw e r d ; de Gezworene bijzit-
teren dien van Gezworene bijzitters van het gerigte van S e lw e r d ; het
landregt dien van het landregt des gerigts van S e lw e r d . Hoe ver oudtijds
dit cigenlijke S e lw e r d zieh heeft uitgestrekt, valt thans moeijelijk te be-
palcn , waarschijnlijk is het echter, dat bet zieh ovei de tegenwoordige
trekvaart naar Onderdendam, ongeveer bij de Noorder-Hoogebrug, een
groot einde in. het Ooster-Stads-Hararik heeft uitgebreid. Längs en door
dezen regtsban stroomde voorheen de Hunse, die zieh bij de voormalige
Wierumer kerk met de Aa vereenigde, maar naderhand, men weet niet
wanneer , door de Groningers naar hunne stad is afgeleid, ten einde
hunnen handel en hunne sebeepvaart te bevorderen, en misschien ook,
om daardoor meester van den Hunse-stroom te worden.
Nadat in het jaar 1040 , door Keizer H e n d r i k I I I , aan de kerk van
Utrecht geschonken was een zeker landgoed (praedium) , in of bij Gro-
ningen gelegen, stelde die kerk daarover vervolgens eenen ambtenaar ,
wiens benaming niet altoos eveneens opgegeven wordt; hetgeen geduurd
heeft tot dat deze waardigheid in een vast leen uitgedaan werd , waarin,
na L e e f e r t en de L i p p e r o t h e n , de G r o e n e n b e r g e n en S e lw e r d e n elkanderen
opgevolgd hebben, doch hetwelk eindelijk door het huwelijk van
Id a v a n S e lw e r d , de laatste van haar geslacht, met H e r h a n v a n C o e -
v o rd e n , in 1360 overgebragt is in het bezit der Heeren van Coevorden.
J a n v a n Y e r n e n b d r g , de acht en veertigste Bisschop van Utrecht,
wist echter, in het jaar 1371, eene gewigtige verandering te bewerken
in het huwelijks verdrag tusschen I d a v a n S e lw e r d en H e r h a n v a n C o e v
o rd e n , want in het genoemde huwelijksverdrag was bedongen, d at,
bij I d a ’s kinderloos versterf, hare goederen terug zouden keeren tot hare
naaste erven , onder vergoeding der onkosten en verbeteringen , die H e r -
b a n mögt aangewend hebben , maar in 1571 gingen H e r h a n , voor zieh
en zijnen zoon H e n d r i k , benevens J o u a n v a n C o e v o r d e n , voor zieh en zij-
nen zoon R e i n a l d , en G o d e v a a r t v a n d e n O l d e n h o v e n , anders geheeten
v an H a a r e n , met het Domkapittel te Utrecht eene overeenkomst aan, oin
het wereldlijk gerigt en de heerlijkheid te Groningen en te S e lw e r d in
pacht en buur te ontvangen, doch met bepaling , dat na hunner aller
dood het gemelde gerigt weder aan het Kapittel zou vervallen. De reden ,
waarom H e r h a n v a n C o e v o r d e n zijnen broeder J o h a n , benevens G o d e v a a r t ,
m deelgenootschap toeliet en met hen pachter werd, is onbekend. Maar
omdat gemelde brief geene melding maakt van de kinderen van G o d e v
a a r t , schijnt dit de reden te zijn , waarom zijne weduwe S w a n e l d de
vermeuwing van dien pachtbrief voor zieh en hare twee onmondige zonen ,