Da U e r v o r m d e n, die er 8860 in getal zijn , onder welke 1400 Lede-
maten , maken 6cne gem. u i t , welke to t de klass. en ring van Sneelt Le-
hoort en door drie Leeraren bediend wordt. De cerste , dien wij hier als
Lecraar vermeld v in d en , is geweest zekere G e l l i d s H o t z e n d s of Jelu
H o t z e s , ook G e l l i d s S n e c a n o s genaamd , die naar Leeuwarden vertrok.
Na hem stonden hier in 1866 A n d r e a s C a s t r i c o m i d s of v a n K a s t r i c d m en
G o r n e l i s R o t s t e r h a d l i d s ook v a n R o t s t e r h a u l e , die , in gevolge bevelvan
den Koning van Spanje van 11 Januarij 1867 , op verbeurte van lijf
en leven , het land^ moesten rnimen. Na het verdrijven van de Spanjaar-
den en het herstellen van de Hervormde godsdienst, prcdikte M e n s o Poppios,
geboren teP o ste rz e e , in Lemsterland , vroeger Predikant te Mansslagt,in
Oost-Friesland, allereerst in de maand October 1867 in de Groole kerk
te S n e e k . Hy schijnt to t a.mbtgenoot te hebben gchad A n d r e a s Cor-
n e l i s H a g id s , die in het ja a r 1872 herwaarts beroepen werd , doch reeds
in liet volgende ja a r weder de vlngt moest nemen, en e e rs t, na de aan-
neniing van de Pacificatie van Gend in d it gewest, in 1878 van Brielle,
alwaar bij intusseben het predikambt had waargenomen , naar Sneek
is wedergekeerd. Van toen af is de gem. te S n e e k steeds door twee
Predikanten bediend, to t in het ja a r 1 8 0 2 , toen zij to t eersten derden
Predikant bekwam M a r t e n A d r i a a n d e J o n g h , die in het ja a r 1807
naar Nymegen vertrok. Onder de Predikanten van naam, die hier
gestaan hebben, verdienen melding : J o h a n n e s B o g e r h a n |van 1899 tot
1 6 0 2 , die in 1 6 1 8 en 1619 Voorzitter van het nationale Synode te
Dordrecht geweest is ; F l o r e n t i d s J o h a n n e s van 1603 to t 1 6 3 4 , die
Afgezondene wegens Friesland op d a t Synode w a s, en D a v i d F l d d vaj
G i f f e n van 1681—1 6 8 8 , door zyne Schriften bekend. Het beroep
geschiedt door den kerkeraad.
Ten gevolge van het herroepen van het Edict van Nantes , heeft men
te S n e e k ook eenige jaren eene Fransche gemeente gehad.
De D o o p s g e z i n d e n hebben te Sneek nog lang aan vervolging ten
doel gestaan. ln de lente van het ja a r 1600 begaven zieh de Predikanten
G o s d in d s G e l d o r p en J o h a n n e s B o g e h h a n , gesterkt door de Regering der
s ta d , drie onderscheidene malen naar de vergadering der Doopsgez., ora
de eenvoudigen te onderwijzen , zoo als zij zeiden. Zij kregen echter
gecn gehoor. Kort hierna werd aan de Doopsgezinde Le e ra a rs, op zekere
s tra f, verboden, om hunne leer te verkondigen , weshalve deze zieh
nu van de vergadering onthielden, ofschoon de gemeente voortging zamen
te komen. Beide genoemde Predikanten meenden das de kans schoon
te z ie n , om de gemeente, welke in zekeren zin berderloos was, tot
h unne gevoelens over te halen , en begaven zieh met d it oogmerk dik-
wijls naar de p la a ts , waar zij zamen kwamen , maar hunne pogingen
waren vruchteloos. Het was blijkbaar d a t zij door P i e t e r v a n C e u l e n ,
die zieh thans te Sneek had nedergezet, niet weinig in hare tronw
aan h e t Doopsgezind geloof werden versterkt. Men begon dan nu met
dezen man zelven over geloofspunten te sp rek en , waarvan men trou-
wens den ongunstigen uitslag wel had kunnen verwachten. De daar-
bij tegenwoordig zijnde Regeringsieden verklaarden v a n C e d l e n s woor-
den wel voor nietig en onschriftmatig, maar dit hielp n ie t, om
den man to t bekeering te brengen. Wat zij echter daarbij voeg-
d e n : » d a t zij , als Overlieid, geene andere leer wilden dulden dan
» C h r i s t o s zuivere le e r , niet achtende op de kindsche redenen van
» ’t exempel der anderen of naburige steden gaf te k e n n en , dat er
ineer kwaad broeide. Het duurde ook niet l ang, of het onweder
barstte lo s .. ln 1601 vertaalden G e l d o r p en B o g e r h a n een stukjc van
Rfza over het ketterstrafPen , u it het Latijn in het N ederduitsch,
wuarin zelfs het ketterdooden verdedigd werd , en droegen d a t met eene
voorrede op a a n de Wetbouderschap van Sneek. Zij betuigden in deze
voorrede, d a t men , om staatkundige redenen en om vrede te be-
waren , tusschcn ’s Lands ingezetenen en de burgers eener stad , de k e t-
ters niet moest verschoonen ; d it was vrede bouden met den Satan. Men
moest slechts ¿¿ne godsdienst in den Sta a t dulden. Zij wilden alzoo
niet zelve over de conscientien heerschen, maar God door zyn gebod
daarover heerschappij doen voeren. W a t b e t verlies van n en n g en
handtering in de stad b e tro f: » het was beter eene woeste en onbe-
» woonde stad te. hebben , dan eene neringrijke vol k e tte r s : w an tb e -
» ter was h e t weinig te bezitten met eene goede en geruste conscience,
» dan te hebben landen en sieden vol n e rin g , met een knagenden
» worm en bevend gemoed.” Men zag spoedig, welk een indruk d it
werk op de Regering der stad m a a k te, daar zij weldra een plakbaa t
liet afkondigen , waarbij den Doopsgezinden , op geldstraffe alle byeen-
komslen en predikatien werden verboden. E r was echter een onder
de Doopsgezinden, B a r e n d J a c o b s z , die, in weerwil van d it p la k k a a t,
in zijn huis liet prediken , en weigerde de afgeeischte boete te beta-
len zoodat er stukken van zijn huisraad openlijk werden verkocht.
In den beginne bestond er reeds eene gem. van Doopsgezinden te
S n e e k . Deze behoorde to t de Wa t e r l a n d s c h e , maar er woonden te
S n e ek ook onderscheidene le d e n , die to t de O u d -V l a a m s e h e be-
hoorden. Deze vonden het wegens den afstand te moeijelijk om te
l i s t geregeld de godsdienstoefeningen bij te wonen , en konden zieh ook
niet met de Waterlanders te S n e e k vereemgen. Zy besloten d u s ,
in 1746 , hier eene nieuwe gem. te stichten , waartoe zij met een getal
van 17 Leden , alle te S n e e k of onder het beheer der stad woon-
achtig, overgingen, met overleg en goedvinden van de broeders en
zusters te Ylst. Van de Leden der nieuwe gein. schijnen zieh Woo-
t e r B e e r e n t s , K l a a s G o s s e s en A n d r i e s W o d t e r s , bij de o p rig tin g , byzon-
der verdienstelijk gemaakt te hebben , en de eerste Prediker was zekere
Y d e R i e n t s , die den 30 Maärt van dat ja a r door den oudsten en -alge-
meenen Opziener bij de Oud-Vlamingen , P i e t e r F o l k e r s , Leeraar (in de
Boteringe-straat) te Groningen, in de dienst werd aangesteld en beves-
tigd. Beide gemeenten leefden te zamen steeds in vriendschappelyke be~
trekking; terwijl die der Wa t e r l a n d e r s het meest in getal van Leden
toenam. De gemeente van O u d e -V l ami n g e n verloor, den 18 Mci
1858, door den d o o d , hären lioogbejaarden Leeraar J e l l e S ie d s b ia ,
nadat bij drie en zestig jaren lang het werk der Evangeliebedienmg
ender haar had waargenomen. Het geringe aantal der overgeMevene
leden, zoowel als inzonderheid de Christelijke eensgezindheid, welke
deze met de andere gemeente, vroeger o p h e t S i n g e l genoemd, verbünd,
maakte eene vereeniging van beide wenschelijk. Dit werk der
vereeniging was bij zulk eene stemming der gemoederen gemakkelijk en
verkreeg dan ook reeds den 4 Ju lij, to t tevredenheid en genoegen van
alle belanghebbenden , zijn beslag. De kleine gemeente ging met l o Leden
en een niet onaanzienlijk fonds to t de grootere over, terwijl de Leeraar
der laatste P i e t e r W e p k e s F e e n s t r a , in de alzoo vereenigde gemeente ,
die thans eepvoudig den naam van D o o p s g e z i n d e g eme e n t e t e
S n e e k draagt , als Evangeliedienaar werkzaam bleef, to t d a t hij in
1842 , om zijne hooge jaren , zieh gedrongen gevoelde zijne betrekkmg
neder te leggen. Toen werd hij opgevolgd door I s a a c d e S t o p p e l a a r
D VT 1 i • I l l _ J ___ d mnmnnnln l li l non