Om zieh een jnist deukbeeld te vormen van dezc beide H a m r i k k e n ,
moet men zieh verplaatsen in den tijd , toen de Hunse nog baren
alondci; loop bad, en alzoo van bet punt , waar zij thans in het Win-
schoter-diep komt, omslreeks du Roode-liaan , tot aan Wiermn, op zcke-
ren afstand ten 0. en N. om de stad Groningen heenvloeide : wantdezc
H a m r i k k e n , bet O o s t e r gebeel, en bet W e s t e r ten deele , . hadden
eene afwatering in de Hunse, die de oost- en noordelijke grenzen
uitmaakte , en in welke ook de toen ooslelijk van dien ströom gelegen
Gooregler dorpen, Engelbert, Middelbert en Noorddijk, afstroom-
den. Toen echter de stad de Hunse baren ouden loop onlnam en längs
de stadsmuren bragt, waarSchijnlijk in bet laatste gedeelte der veer-
tiende of in de eersle jaren der vijfliende eeuw , geraakten , zoo wel de
beide H a h b i k k e n , als de genoemde dorpen hunne afwatering kwijt en
moesten daarmede een goed heenkomen zoeken. Dit gaf aanleiding,
dat Engelbert en' Middelbert in 1 3 7 0 in bet zijlvest der Drie-Delfzijlen,
Noorddijk in 1 4 0 8 in bet Wigsumer-zijlvesl, bet O o s t e r - S t a d s - H a j i .
r i k in 1 4 2 4 en bet W e s t e r - S t a d s - H a m r i k in 1 4 3 4 . in bet Scharmer-
zijlvest der Drie-Delfzijlen werden iugclalen , alsmede , ten N. der stad,
Selwerd en de Paddepoel in 1 4 3 0 , en bet Wierumer-Ilainrik in bet
Aduarder-zijlvesl (1).
De’ O o s t e r - en W e s t e r - S t a d s - H a m r i k k e n zijn van eenen hoogen ou-
derdom en komgn reeds in de vroegste Charters van de stad Groningen
en baren omtrek voor. Ieder Hamrik stond onder een eigen bestuur,
wel, volgens een charter van 1386, onder Oldermans en Dijkregters,
en die door de buren of ingelanden werden gekozen ; naderhand onder
Scheppers. Deze beide Scheppers werden, ieder in een Hamrik , door
de buren (hebbende elke zes grazen ¿ene stem) tot in 1822, zoo wij
meenen, zelve aangesteld , maar zijn sedert, op hunne voordragt,
door den Koning benoemd. Het is moeijelijk uit de inlatingsbrieven
op te maken , waar de scheiding tusschen de beide H a m r i k k e n eertijds
gelegen was, doch het komt ons, naar aanleiding van den brief yan
1434 , waarschijnlijk voor, dat de Aa, thans het Hoornsch e-diep
genaamd , oudtijds len N. der stad bij het Kortingshuis , dat digt bij
bet klooster van Selwerd heeft gestaan , oostelijk längs liep, en daar
omstreeks in de Hunse viel, uitmakende alzoo de Aa de natuurlijke
scheiding tusschen de beide H a m r i k k e n ; gabjb de zelfde rivier de Aa,
ten Z. der stad, er ook steeds de scheiding van is blijvcn uilmaken. bi
de inlatingsbrieven schijnt de Aa voor te komen onder den naam vao
Westerdiep en de Hunse onder dien van Oosterdiep. Uit dezen loop
der Aa , ten N. der stad , schijnt te volgen , dat Selwerd en de Paddepoel
, westelijk van dien loop gelegen , moesten uitwateren naar Adu-
arder-zijl en door de verlegging der Hunse , destijds door middel van eene
grondpomp het water derwaarts moesten brengen. Ten aanzien van de
inlating van het W e s t e r - S t a d s - H a m r i k naar de Drie-Delfzijlen, ontstaat
er grootere zwarigheid, inaar, hoe dit ook zij, zeker is bet, dal oudtijds
een gedeelte van dit H a m r i k , onzeker dan welk gedeelte, nns-
schien het land om Adorp gelegen, uitwaterde in de Hunse, en dat
dit tot de inlating aanleiding gegeven heeft. Thans echter loopen de
grenzen van het W e s t e r - S t a d s - H a m r i k aldus : ten N. der stad längs
den dijk van het Reildiep tot op een half uur van de.stad, ter plaats,
alwaar het zoogenaarode Zijlvester-Schut slaat ; ten Z. der stad , längs
den Iloornscbe-dijk , tot aan Paterwolde, waar het huis van den Hoor
( I) Alle de hier genoemde Intatingshjieven elaan in de Ito n , Gron. van DMESSBH , hl. 29L-SS0.
H o e n d b r k e n Staat; en len W. van de stad tot aan het Molcn-maar, dat
van de tweede rondpaal tot aan de Vinkbuizcn loopt, en tot aan den
Legeweg. De uitwatering van hetgeheele W e s t e r - S t a d s - H a h i r i k is thans
in bet Peizer-diep en het Aduarder-diep, en ontlast zieh dus in het
A d u a r d e r - z i jlvest, zonder dat er eenig water meer afstroomt naar de
Drie-Delfzijlen.
De grenzen van het O o s t e r - S t a d s - I I a m r i k loopen buiten de Kraan-
poort, längs den regteroever van het Reitdiep tot aan zeker sohouw-
baar kaadijkje ten N. van de Stad , dat de scheiding uitmaakt tusschen de
gemeente Groningen en Adorp ; voorts längs dat dijkje en wijders längs de
grenzen van Noorddijk tot Ooster-Hoogerbrug, van daar längs den ouden
Hunscdijk tot het trekpad ; verder längs de grenzen van het Hel-
per-Hamrik naar het Hoornscke-diep , zoo echter, dat de landen tusschen
de Meenwert en het Hoornsche-diep, hoczcer oudtijds waarschijnlijk
wel tot het O o s t e r - S t a d s - H a m r i k hebbende behoord, geen schot
betalen, omdat zij uitwateren in de stadsgracht en het Hpornsche-diep,
en n ie t naar de Drie-Delfzijlen. Yan dien aard zijn er ook gronden ten
Z. van den Meeuwert, die geen schot betalen, omdat zij afwatcren
in het Winschoter-diep , misschien wel ten gevolge van den aanleg der ■
nieuwe werken.
STADSKAMP, vcld in het Gooiland , prov. Noord-Holland, 3 min.
N. W. van Naarden.
Het behoorde vroeger aan de stad Naarden, doch is voor vele jaren
pnbliek verkocht en thans particulier eigendom.
STADS-KANAAL (HET) , kanaal in het Oldambt en Westerwolde,
prov. Groningen.
De stads Regering besloot, in 1763, om een kanaal te laten graven
, te beginnen omslreeks het verlaat van de Boven-Wildervank , in
de nabijbeid van Bareveld , dat op de grenzen van en in Drenthe is gelegen
en wel in eene zuidoostelijke rigting, niet ver van en parallel
met de Semslinie. Het doel was alleen, om het veen, dat nog onder
de Wildervank en de Pekela lag , te vergraven en de landen te ont-
ginnen, en misschien ook om aan de eigenaren der aangrenzende
Drenthsche veenen van Gieten , Bonnen en Gasselle rnede eene gelcgen-
heid daartoc aan te bieden, en te leiden door de stads wateren naar
de stad. In verband met Ter-Apel en den handel, längs dien weg,
met Munsterland , schijnt het ons toe , dat de ouderneming niet gestaan
heeft, hoezeer het oog der vroegere stads Regering van Groningen
gewoon was eenen schrandcren blik in de toekomst te werpen, en
bet haar nimmer ontbrak aan die levenskracht, welke tot het uitvoe-
ren van groote ondernemingen vereischt wordt. Men begon het kanaal
in het jaar 1766 of 1767, staakte den verderen aanleg in 1800, maar
hervatte dien weder in 1818 , ten gevolge van een convenant van den
17 Mei 1817 , aangegaan tusschen de stad Groningen en eenige Drenthsche
markten van het Oostermoer en Zuidenveld, zijnde die van
Eext, Gieten, Bonnen, Gasselter-Boerveen , Gasselter-Nijveen, Dröu-
wen , Buinen,. Exloo en Valthe, welke markten eene onafzienhare uit-
gestrektheid veenen aldaar hadden üggen , en dezen niet aan de snee
konden brengen , noch hären turf en .goederen afvoeren , dan längs dit
kanaal. Was het eerste plan om bet kanaal te graven tot waar de
Barkela-sloot op de Semslinie valt, zoo werd nu , met verlating van
dfi rigting der Semslinie, op de graving veel verder voortgezet. Immers
moeten er thans jaarlijks nu 78 oude roeden of ongeveer 31 Ned. roe-
den verder worden opgegraven, zoo dat, van de Boven-Wildervankster