Kij ki l l t ; door onvermoeide pogingen word echter eene doorbraafe
voorgekomen. De P ol d er - va n - D re isc h o r en de Nieuwe-pof -
d e r - v a n -Dr e i s c h o r , liepen mede vcel gevaar. Ook te Zierik-
zee steeg de vloed van den 4 Eebruarij over de stads vloedplanken ■
doch door dadelijk aangewende voprzorgen , werden aldaar geene on-
heilen van belang veroorzaakt. Op den Visschersdijk , buiten de Znid-
havenpoort , werden eenige huizen en de straat door de overstortinp
van bet water , aanmerkelijk beschadigd.
Te Brouwershaven brak de Oosthavendijk door. De voortstroominir
van het water spoelde de honten bescboeijing, aan de noordzijde van
het Spui, weg. Al het land aan den wal en den polder St. Jacobs-Nieuw-
land waren ondergevloeid • de laatste was echter daardoor niet beschadigd.
De Ooslmeestoof geraakte tot aan het dak toe vol water , en
alleen met de grootste raogelijke inspanning gelukte het nog , 38 vaten
bereide meede uit de stoof op den dijk te brengen. De gedroogde
meede, en die men bezig was te bereiden kon niet gered worden.
Ook in den winter van 1848—1846 heeft dit eiland door slorm'en
iooge vloeden , vooral aan de Noord-en Wcstzijden, nog al geleden en
was men niet zonder vrees. Bij Brouwer shaven vloeiden tweepol-
dertjes in en een onder Ren esse bij de oude hoeve.
Mede had en heeft S c b o b w e n veel te lijden van de grondbraken of
dijkvallingen. Het gebeurt somtijds, meestal bij schoon en stil weder
dat aanzienlijke stukkeft van den buiten kant des dijds in de diepte
op eenmaal wegzinken , hetwelk dan hersteld wordt dpor aaneen ge-
vlochten rijs van genoegzame dikte en uitgestrektheid, die met een
aanzienlijke hoeveelheid kleigrond worden beladen en alzoo tot winning
van eenen nieuwen bodem dienen , te doen zinken. Meermalen heeft zieh
deze ramp aan de zuidzijde des eilands herhaald ; het laatste ongeval
van dien aard heeft voör körten tijd aan de noordzijde des eilands plaats
gehad , toen een nieuw aangelegd gedeelle, waarmede men den Noord-
zeedijk , aan de binnenzijde verzwaard had , door den drenn van den
golfslag afzakte. Dil alles veroorzaakte vele kosten en inspanning ,
maar in dien tijd gelukkig ook veel werk vöor de mindere volks-
kiasse.
S c b o b w e n heeft mede niet zelden tot een tooneel des oorlogs i erstrekt.
Zoo viel H u g o v a n V o o r n e , in het jaar 1204, in dat eiland , om er
zieh van te verzekeren voor L o d e w i j k Graaf v a n L o o n . W i l l e m I , Graaf
van Holland, ontvlood ter naauwernood de gevangenis, zieh bergende
in eene vjsschersschuit, alwaar bij onder de natte netten verborgen,
van zijne vervolgers gezöcht, doch niet geyonden werd. H u g o v a n V o o r n e
gedroeg zieh echter zoo siecht in Zeeland , dat hij er weldra door
de Zceuwen uitgedreven werd. De Graaf v a n L o o n kon evenwel niet
besluiten , van zijnen eisch op Holland en Zeeland af te zien. Hij trok
dus tegen het volgcnd voorjaar wederom eenige benden te Utrecht
bijeen, en bewoog E i l i p s v a n N a b e n , om eenen inval in het eiland Scaoc-
w e n te doen. Graaf W i l l e m hiervan verwittigd , begaf zieh, bij tijds,
naar Zeeland. Hij kon de landing der Vlamingen niet beletten : doch
stelde zieh in Staat, om hun slag te leveren, indien zij voorttrokken.
Unze kronijken melden eenparig, dat er een verdrag getroffen werd ,
eer men handgemeen raakte ; doch alzoo dit verdrag , van welk nog
aschriften voorhanden zijn , in het geheel niet vOordeelig voor Graaf
i l l e m ge w ees t is , schijnt men veeleer te moeten vermoeden , dat
ij door eenig aanmerkelijk geleden nadeel, hetzij in Zeeland of in
Holland, tot het verdrag gedwongen geworden is. De Vlaamsche
kronijken geven hier omtrent ook gcen licht. Zij gewagen alleen van
eene voorgenomen belegering van Zierikzee door de Vlamingen. Misschien
heeft men Graaf W i l l e m , in die stad, weten le benaauwen en tot het
aangaan van een sebadelijk verdrag te noodzaken. Wal er van zij ,
het verdrag is in wezen en op den feestdag van St. D o n a a s , in October
des jaars 1206 , te Brugge in de proostdij geteekend.
Bij den opstand van de Zeeuwsche Edelen tegen J a n II, Graaf van
Holland, maakte J a n v a n R e n e s s e zieh meester van geheol S c b o b w e n ,
uitge^onderd Zierikzee. De Graaf ontbood hierop eene vloot uit Holland
, die, onder geleide van den Heere v a n R e im e r s w a a l e en van
Gby v a n H e n b g o bw e n , in Walcheren landen moest. Doch cené schie-
lijke donderbui verstrooide de vloot, die den misnoegden Zeeuwen ,
gedeeltelijk in handen viel. Gor zclf werd, by deze gelegenheid , ge-
vangen genoinen ; doch kort daarna uitgewisseld tegen de zonen van
Heer W o l f e b t v a n B o b s s e l e , die Graaf J a n , van wege den Koning van
Franbrijk , eenigen tijd in hechtenis gehouden had.
’s Konings krijgsvolk , dat voor Zierikzee gelegen had, was bij het
Overgaan dier stad, in 1376, wel twee en twinlig maanden soldij len
achteren en men had hun voldoening beloofd, na dat de stad bemag-
tigd zijn zou. Doch de honderd duizend gulden , door de burgerij opge-
bragt, waren niet toereikend. De Spanjaarden , in S c b o b w e n liggende ,
sloegen aan het muiten , roepende , om volle betaling en dreigende het
land in vuur en vlam te zullen zetten : waarvan'zij den 13 Julij een
staal toonden aan het dorp Nieuwerkerk , hun voorbeeld werd gevolgd ,
door de Waalsche bezetting van Zierikzee, die M o n d r a g o n niet tot stilstand
wist te brengen. De Spanjaarden , eindelijk het platteland kaal
gestroopt hebbende, verlieten S c b o b w e n en begaven zieh naar Braband.
Nog in het zelfde jaar werd dit eiland door den Frins van Oranje bezel
en is' sedert in zijne inagt gebleven.
De geest van oproerigheid , welke in volgende tijden in Zeeland
zieh allergeweldigst verloonde , begon in het jaar 1787 reeds het hoofd
op te steken in het eiland S c b o b w e n . In November hadden eenige
boeren uit dat eiland, met oranje versierd , zieh in Zierikzee vertoond.
0p het gezigt van den Baljuw met zijne dienaars hadden zij zieh
nogthans van dien tooi ontdaan. Dan eenige uren later schoolde een
cantal, door den drank verhit, zamen , en toondealle teekens van een
aaugroeijend misnoegen. De Schout, hulp der bezetting verzocht heb-
bende 1 om twee boeren te vatlen, werd zelf op den grond geworpen,
onder het zeggen, dat men geene inilitairen tegen burgers mögt ge-
bruiken ; dat dit den Prins in het geval van llattem en Eiburg tot
eene misdaad was gerekend. Weihaast echter kwam er hulp , en twee
der oproerigen werden gevat. Verre dat dit doortasten het vuur demple,
stookte het dit nog meer aan. Men kreeg berigt, dat eene bende van
drie honderd boeren naar de stad oplrok , om hunne medeburgers te
verlossen en het dragen van zwarten cocardes te doen verbieden. Groot
was de onrust in de stad op deze tijding. Zieh niet sterk genoeg oor-
deelende , om met de schutterij , het genootschap en de krijgsbezetting
dien hoop te verdrijven , verzocht men krijgsvolk van Gecommitteerde
ßaden ter hulp. Echter bleek bij de uilkomst, dat de vrees het ge-
Taar vergroot had, alzoo, zonder deze hulp, de oproerige bewegingen
gestild werden.
De gesteldheid des lands en zijne gedurige worstelingen met de
in wier midden het moet staande gehouden worden, schijnt de
lI*woners weleer bewogen te hebben, om tot wapen te nemen eenen