Allingawier, dat ten N. met de Bu i r e p o e l , ten Z met het Piersmeer
en ten Z. 0. met het Kerkmeer , in Verbindung stond.
_ / / ( Dit meertje, in 1835 drooggemaakt zijnde, is tbans een polder,
q 1 1welke tot het arr. Sneek, kant. Boisward behoort.
SCHIEREN (NIEDER-) of N id e b - S c r ie r en , ook wel enkel S chirren ,
d. in de heerl. Fellz,. grooth. Luxemburg, kw., arr., kant. en 1£ u.
Z. W. van Diekirch, gem. en 20 min. Z. van Ettelbruck, op den
regterover der Alzette. Men telt er met Ober -Schi e r en 140 huizen.
De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw. Zij; zijn allen
R. K., maken met die van de daartoe behoorende geh. Ober -Schie-
ren en Sc bi e r enmuhl eene par. van ruim 780 zielen uit , welke
tot bet vie. apost. van Luxemburg, dek. van Diekirch beboort. De
kerk is aan den H. B ia s ih s toegewijd.
SCHIEREN (OBER-), geh. in de heerl. Fells, grooth. Luxemburg,
kw., arr.,' kant. en l-£ u. ten Z. W. van Diekirch, gem. en
i u. Z. ten W. van Eltelbruck, u. Z. ten W. van Nieder-Scliieren,
waartoe het behoort.
SCHIERENMÜHL , geh. in de heerl. Feltz, grooth. Luxemburg,
kw., arr., kant. en 1£ u. ten Z. W. van Diekirch, gem. en ^ n.
Z. van Ettelbruck, nabij Nieder-Schieren, waartoe het behoort.
SCHIERMONNIKOOG , eil. tot de prov. Friesland behoorende , tbans
eene grietenij daarvan uitmakende , en tot het arr. Leeuwarden, kant.
Docktim (1 k. d., 6 m. k., 3 s. d.) gerekend wordende. Het ligt op
S30 28' 47" N. B., 23° 2iy 33" O. L., 1 J u. ten N. van de Friesche
kust , ongeveer 3 u. 0 . van Ameland en 3 uJ N. W. van de prov.
Groningen. Ten N. heeft dit eil. de Noordzee , ten 0 . de Lauwers, ten
Z. de Wadden cn ten W. het Groninger-diep of den uitloop der Hanse.
Het Groninger-diep, zieh met de uitwateriDgen van de Dockumcr-Nieu-
wezijlen, de Munnckezijlen deEzumazijl, te Oostmahorn, vereenigende,
loopt lussehen het eiland en Friesland , door het zeegat, het F riesche-
gat genaamd , in de Noordzee ; het is op sommige plaatsen wel zes
vademen diep , en er vloeit zulk eenen Sterken stroom , dat het met de
strengste winters niet digt vriest. Het tegendeel heeft plaats ten opzigte
van Groningerland en dit eiland , zijnde daarlusschen niets anders dan
wadden, welke met bestendig weder , telkens bij laag water, bijna geheel
droog liggen , zoodat men somtijd den doortogt te voet kan doen , waar-
van echter, om den verren afstar.d, benevens de losheid en slijkerigheid
van den grond op eenige plaatsen , geen gebruik wordt gemaakt, maar
wel bij harde winters over het ijs. Het eiland heeft met zijn vast
zeestraud het Oo s t e r s t r a n d genaamd , 2^ uren gaans in de lengte en
1 J uur in de breedte, doch het cigenlijke vaste land, dat hoofdzakelijk
nit duingronden bestaat, is slechts 1 uur lang en ruim \ uur breed.
Waarschijnlijk heeft dit eiland zijnen naam ontleend van zeker kon-
vent van Monniken , die er in vroegere tijden eigenaars van zijn ge-
weest, doch of zij hier een klooster gehad hebben , dan of het onder
eenig klooster, in Friesland gelegen, behoord hebbe, is met volle
zekerheid niet te bepalen. Van ouds was dit eiland alleen bekend bij
den naam van M o n n ik o o g , in het Latijn M onicoga ; naderhand heeft
men er het woordje S c h ie r bijgevoegd , doch omtrent de beteekenis er
van denkt men zeer verschillende. Volgens sommigen, zou het niet on-
waarschijnlijk zijn , dat de Monniken , bezilters van dit oog of eiland
zijnde , in de bekende onlusten en binnenlandsche beroerten tnsschen
de Schieringers en Vetkoöpers mede deel genomen hebben, en van de
partij der cerstgcnoeinden zijn geweest, helwelk genoeg was om hun
den naam van Sohieringer Monniken, en bij verkorting dien.van Schier-
monniken te geven. Dat die van M o n n ik - O o g tot de partij der Schieringers
behoord hebben , blijkt uit een oud handsebrift, waarnit men
ziet, dat , op zekeren lijd , wanneer er een verdrag tusseben de Sche-
ringers en Velkoopers zoude geslolen worden , op de daartoe beslemde
plaats , onder de Gecommilteerden van beide partijen , van den kant
der eerstgenoemden , onder anderen ook versehenen die van MotiifiK.-oo6
en Rottumer-oog , welke , bij dit vredesverdrag , aan de Velkoopers
vergunden de vrije en ongehinderde visseberij op hunne kusten. Ons
komt bet echter minder twijfelachtig voor, dat het bijvoegsel schier
voortkomt van de schiere of graauwe kleederen , welke de klooster-
lingen droegen.
Het geheele eil. beslaat eene oppervlakte van 1087 bund. 98 v. r.
63 v. eil., waaronder 1079 bund. 34 v. r. 36 v. eil. belastbaar land.
Vroeger bestond dit eiland nit drie gebuurten , genaamd: W e s t er büren,
Bi n ne n d i jken en Oost e r b u r e n . Tot IVesterburen behoorde
ook de buurtschap Dompen, welke omtrent het midden der vorige
eeuw len gevolge van afslag en overstuiving algebroken is, ook Bin»
nendi jken is dien ten gevolge te niet gegaan, en zelfs heeft een ge-
deelle van Oos terburen in dit lot gedeeld.
Tot aan het jaar 1720 was er alzoo geen dorp op het eiland, doch
slechts. drie buurten van ongeveer 180 huizen, wijd en zijd van elkanderen
verspreid , en dus een groot veld beslaahde; dach sedert de ge-
weldige watervloeden van Kersnacbt 1717 en van-Nieuwejaarsdag 1720,
waardoor de duinen , welke de buurten tegen de woede der zee bevei-
ligden , op sommige plaatsen geheel waren weggespoeld, werden eenige
ingezetenen genoodzaakt, hunne huizen af te breken , en meer naar
het Ooslen te verplaatsen, waardoor van tijd tot t i jd, in de buurt
Oosterburen een nieuw dorp is ontstaan van twee rijen huizen ,
zeer regelmatig aangelegd. De Achter- of Westerstraat is het längste
en het meest bevolkt ; de Ooster- of Voorstraat is door ruimere en
fraaije heerenhuizen aanzienlijker, in welke ook het logement gevonden
wordt, de womngen van den Geneesheer, Ontvanger enz. Dit dorp heet
men thans O o s t e r b o r e n , buiten welke geene huizen op het eiland gevonden
worden. Men telt er 180 h., bewoond door 224 huisgez., uitmakende
eene bevolking van 900 inw. De huizen zijn van gele mop-
steenen opgetrokken en staan met de gevels naar de straat die mee-
rendeels met kliinop of eiloof bedekt zijn.
In vroegere tijden was dit eiland zeer beroemd , wegens het getal
schepen, welke aldaar te huis behoorden, en tot 110 waren aange-
groeid ; varende alle voor eigen rekening der ingezetenen. Het waren
meest visschersschuilen , sniklcen genaamd, want het bestaan der ingezetenen
was toen meest gelegen in de zeevisscherij , en dit eiland was
destijds zeer beroemd wegens de gedroogde schol, welke aldaar nog
legenwoordig best gedroogd en behandeld wordt; doch wegens het wijken
der schol van deze kusten , en de daardoor toenemende vermindering
der scholvängst, is die hier op verre na zoo menigvuldig niet als voor-
heen ; ook valt de schol , welke men nog vangt , veel kleiner en raa-
gerder, en heeft, gedroogd zijnde, dien aangenamen smaak niet,
welke zij anders heeft, als zij vet en groot is. In weinige jaren is
deze zeevisscherij zoodanig afgenomen , dat men daar thans doorgaans
schaarscher van zeevisch voorzien is dan aan de vaste kust. Sedert
deze vermindering der zeevisscherij , hebben vele ingezetenen zieh van
hunne vischschuileu entdaan, cn in plaats daarvan zulke schepen