Daar S u m a t r a in het midden door de evenachtslijn doorsneden wordt,
is de lucht er wel heet, doch geenszins in dien graad, als zulks naar
den aard Tan de ligging zou vermoed worden. Bes morgens, bij het
opkomen der zon , Staat de thermometer op 70°. Aan de stranden is
de hitle het hevigst en de lucht het drukkendst. In hoogere streken
is de dampkring veel koeler , zoo dat de bergbewoner dikwerf des morgens
vuur moet aanmaken. In de nabijheid van zandige vlakten of in
bergpassen kan daarentegen de bitte onverdragelijk ziju; doch over het
algemeen wordt het klimaat van S umatra als koel beschouwd, hetwelk
aan het overvloedige in het plantenrijk, dat de zonnestralen tot zieh
tre k t, aan den kleiachtigen grond en aan de frissche uit zee körnende
winden wordt toegesebreven. De Westkust wordt voor minder gezond
gehouden dan de Oostkust. IJs , hagel. of sneeuw sebijnt op het ei-
land^ onbekend te zljn. Eene soort van ijsel moet echter door de be-
volking op de hoogste streken in de Lampongs zijn waargenomen. Op
de hooge heuvelen rust des morgens een dikke nevel, die eerst eenige
uren na zonsopgang gebeel optrekt.
: De noordwestelijke moesson volgt op de Westkust van S umatra de
rigling van het eiland , die van het N. W. tot het Z. 0. loopt, en
de zuidoost-passaat waait aldaar veel zuidelijker. De winden zijn,
wanneer de zon de linie nadert, zeer veranderlijk , en blijven in geen
vaste streek, voor dat zij eenige graden daarvan verwijderd is. Dé
moessons vallen gewoonlijk eerst in Mei of November, in plaats van in
Maart of September, in. De zeewinden, die des morgens te tien ure
aanvangen , schijnen in den beginne verkoelend, hetwelk na het stij-
gen der warmtestof, die op het aardrijk rust , door den in beweging
gebragten zwaarderen, kouderen luchtstroom veroorzaakt wordt; terwijl
de zeewind, zelfs na zonsondergang, zeer heet kan zijn, doch spoedig
door den landwind vervangen wordt. Indien de wind op zee den vol-
genden dag zal veränderen, kan zulks reeds den vorigen avond aan het
geluid der branding gehoord worden. Des nachts vormt de luchtstroom
van het gebergte den verfrisschenden landwind. Op en in de nabijheid
van S omatba worden dikwerf waterhoozen waargenomen , die de
zelfde gedaante en werking hebben als elders. Onweders zijn op dit
eiland zeer alledaagsch, en vooral in den Noordwest moesson zijn de
uitbarstingen van donder en bliksem zeer hevig; dikwerf Staat de lucht
als in vuur , én wordt het aardrijk door den .donder beroerd als bij
eene ligte aardbeving. In den Zuidoost moesson houdt de bliksem langer
aan , doch in mindere hevigbeid, terwijl de donder zelden hoorbaar
is. j schaars worden er onheilen door het onweder veroorzaakt.
De voortbrengselen van dit eiland zijn zeer menigvuldig. Uit hei
delfstoffelijk rijk heeft men er goud (menigvuldig), koper, tin , ijzer,
steenkolen , aardolie (naphtha), zwavel, zeepaarde, zoulaarde, verf-
aarde, Salpeter, minerale wateren , verfstoffen , versteeningen , kora-
len enz. De, door het gouvernement van Batavia, tot het onderzoe-
ken der weinig gekende streken van S dmatba bezoldigde natuurkenners,
hebben in de laatste jaren, behalve fienige goudmijnen in de Bo venia
n de n - van - Pa-dan g en diamantgroeven in het distrikt Doeloe-
do el o , groote klorapen zilverhoudend erts in het distrikt Rauw,
parelbanken bij Singkel en Baros , en rijke tin- en steenkolcn-
mijnen in de distriklen Bengkoel en en Tapanol ie ontdekt.
Uit het plantenrijk : kamfur, benzoin, cassia (grove of wilde kaneel),
sapan, kalambach of lakier (welriekend hout), koffij , heesters, planten
enz., peper, gambier, waarvan de terra japónica (verdikt sa ii dat
bij de betel gebruikt wordt), de potma of patma rafflesia, eene woeker-
plant, drakenbloed, sloklak en andere gommen. In de groote böslichen
, tusschcn Weioerang en Palembang, worden eene onlzaggelijke
menigte zijdewormen aangetroffen.
Uit het dicrenrijk : olifanten, neushoorns of rhinocerossen, met een
en met twee hoorns, tijgers, rivierpaarden, tapirs (olifadts-zwijn),
sleenbokken, luiaards , slinkbokken , bekende en onbekende kalten- of
tijgersoorten, zeer kleine herten of reebokjes, apen, miereneters, mui-
zen en ratten ; koewans of fazanten van S umatba , argussen , met eenen
staart van 3 eil. lang, junovogels of Lampongsche paauwen, zeer
schuw en niet tarn te maken ; cazuarissen , rhinoceros- of neushoorn-
vogels, ooijevaars, velerlei vleermuizen en onder deze de kaiong; zaag-
visschen , kitang, welke voor zeer lekker wordt gebouden; zeer groote
aliekruiken ; ook riviervisch, waaronder de soenuna , eene zalmsoort.
In de laatste jaren heeft men , in de zuidelijke Lamp o n g s , ook
plaatsen ontdekt, waar veel eetbare vogelnestjes gevonden worden.
De bevolking van S umatra wordt in het algemeen in vier groote
stammen onderscheiden , namelijk: de Ba t a k h s , de Mai ei j er s ,
de Re dj a ng s en de Lamp o n g s , doch elk dezer hoofdstammen
is in vele kleinere verdeeld. ßovendien zijn er drie wilde volkstammen
bekend , onder den naam van Orang-Koeloe, Orang-Goegoe en
0 rang-Aboeng. In het algemeen worden de inwoners niet zeer voor-
deelig afgeschelst: luiheid is eene der geringste hunner ondeugden ; zij
zijn verraderlijk, diefachlig en moordzuchtig, en zelfs zijn de Batahks
niet afkeerig van het eten van menschenvleesch. Men kan hun echter
geen schranderheid ontzeggen; zij zijn vooral zeer bedreven in het
vervaardigen van allerlei wapentuig, het mengen van metalen , het
weven van onderscheidene stoffen , het bouwen van vaartuigen en het
kunstig bewerken van hout en ivoor. De strandbewoners ziju hier een
geheel ander volk, dan de eigenlijke inboorlingen of binnenlandsche
bevolking. Op de kusten namelijk hebben zieh allerlei vreemde natien,
Chinezen , Arabieren , Boeginezen , Maieijers, Armeniers enz. neder-
gezet, om handel te drijven. Yelen zijn herwaarts geweken , om de
onderdrukking van hun eigen land , onder het despotisch bestuur hunner
Vorsten , te ontwijken , en in dit geval zijn de Siamezen geweest,
die zieh längs de kusten van S umatra met der woon gevestigd hebben.
De landbouw is in siechte lianden , van daar dat S umatra naar even-
redigheid van zijne uitgestrektheid , weinig voordeelen aanbrengt: de
handel is uitsluiteod in handen der Nederlanders , Engelschen , Chinezen
en die van Coromandel; onder de bewoners der kusten en der
omliggende eilanden vindt men nog eene menigte zeerovers. Zij zijn
bijna allen , ofschoon nog zeer gebrekkig , belijders van den Islam ;
doch sedert den aanvang dezer eeuw , heeft de sekte der Padries , welke
voorgeven de leer van M ohammed van hare gebreken te willen zui-
veren en de bewoners der binuenlanden door wapenen tot de omhel-
zing hunner leerstellingen pogen te dwingen , eenigen opgang gemaaktr.
Vele stammen zijn hog geheel Heidensch ; het Christendom is tot hiertoe
nog niet met vrucht gepredikt geworden.
De meeste staten-, welke niet aan het Nederlandsche gezag onderwor-
pen zijn, worden bestuurd door Vorsten, welke zieh den titel van Sultan
geven en willekenrig heerschen. Gewoonlijk hebben zij een aantal
kleinere Vorsten of Hoofden der stammen onder zieh, die menigmaal den
Sultans de wet voorschrijven. Eenige staten^ worden door Dorpshoofden
bestuurd, hetgeen vooral in het gebied der Nederlanders plaats heeft.