hangraattcn op in de loots, waarna de mannen dan volstrekt aiets
anders doen dan wat door de stralen loopcn , jagen , hunne goederen
verkoopen en van iijd tot tijd den noodigen Sterken drank nutligen,
terwijl de vrouwen en kinderen hen dan naloopen. Wanneer zij in
hunne woning zijn , liggen de mannen meestal in de bangmat, waarhij
eene aarden kruik met water Staat, welke de vrouw en kinderen al-
toos vol water moeten houden , want alsdan laten zij zieh door de
vrouwen bedienen , die hun bet eien en wat zij verder noodig heb-
ben , brengen ; zelfs gaat hunne luiheid somtijds zoo ver, dat zij zieh
bet eien in den mond laten sleken, terwijl zij den tijd slijlen inet
belagchelijke gebaren te maken, ten einde de omstanders slof tot
lagchen le geven. De kleur dezer menseken is een gebeel eigenaardig
rood of eene koperklenr. Zij hebben dik en pikzwart haar , helwelk
de vrouwen zeer lang laten groeijen en de mannen en kinderen kort
afsnijden. Yelen versieren hun ligehaam door er verscbillende figurcn
op te laten prikken of tatoueren , anderen door zieh le beslrijken met
eene verw, welke uit roucou (orleans, orillane), met olie vermengd,
wordt berejd, waardoor zij zoo hoogrood worden als een gekookle
kreeft, en voornanaelijk zorgen zij het haar daarmede gebeel rood te
maken. Zij gaan meestal gebeel naakt, hebbende slechls een lapje
om bunne heupen geslagen, dat bij de vrouwen neljes gewerkt of
Tan kaloen en koralen gebreid is , zijnde dit hun voornaamsle sieraad.
Voorts zijn laatstgemelden om de enkels en boveri de kuilen met
eenen band sterk geregen , waardoor de kuit tusseken beiden uilsleekt
en daardoor tot eene onnatnurlijke grootle en bardheid zweit, betgeen
nog meer in het oog loopt, dewijl zij de kuiten rood schilderen ; dit
•wordt op den ouderdom van zeven tot acht jaren begonnen, . van
•welken tijd af zij allijd dit sieraad blijven dragen, waardoor bet
been veelal de gedaanle verkrijgt van eenen gedraaiden stoelsport.
Ongemakken veroorzaakt deze gewoonie hen echter niet. Bovendien steten
zij in de ooren eene groole kurk, welke rood geverwd zijnde,
veel naar een sluk raauw vleesch gelijkt, en het gelaat alleraizigte-
lijkst maakt; andere sleken ook wel in de kin even beneden deonder-
lip twee of drie spelden of naalden, welke in eene schuinsche rigtiug
geSloken zijnde, een zeer vreemde vertooning maken ; door behulp der
tong welen zij ze zeer behendig er uil te halen en wederom in te sleken ,
ook dragen eenige door het middenschot van den ,neus een van zilver
gemaakt versiersel. Niet minder zonderling in onze oogen is de geheele
gedaante dezer menschen , want daar zij de kinderen bij hunne geboorle
het achlerhoofd , door middel van twee plankjes, eenigzins plat drukken ,
bekomen zij eenen platten hoofdschcdel, het gezigt is meestal rond of
eivormig, met eenen spitsen neus, grooten mond en meestal kleine oogen,
het zwarle haar maakt dit gezigt nog vreemder. Zij hebben voorts,
en voornamelijk de vrouwen , breede platle ruggen , met groote heupen
, dat hun , wanneef men ze van achteren ziet , eene gedaante geeft,
als of zij minder met billen bedeeld zijn, hunne voeten slaan meestal
binnenwaarls, zoodat zij met een woord lompe schepselen schijnen.
De vrouwen dragen bare kinderen in van katoen of zeilgras ver-
vaardigde netten, die zij op de wijze van een draagband om de
schouderen doen. Voorts heerscht bij hen de bijna onbegrijpelijke ge-
woonte, dat als de vrouwen bevallen , zij , zoodra het kind ler wereld
is , wederom aan den arbeid gaan, terwijl intusschen de man eenige dagen
in de mat liggen blgft, om zieh , even als eene kraamvrouw bij ons
door de pas verloste vrouw, zorgvuldig te laten oppassen en bedienen.
Deze Indianen dragen verscbillende namen naar de landstreek,
die zjj bewonen ; zij worden door een hunner als Opperhoofd geregeerd,
aan wien zij ook eerbied en onderdanigheid bewijzen ; onder elkander
leven zij zeer verdraagzaain , onafbankelijkheid is hun doel, moed , tot
dolle kqenheid loe , ontbreekt hun niet, en wraakzneht jegens hunne
vijanden is, gelijk bij de meeste wilde Volkeren , een der hoofdtrek-
ken van hun karakter ; van Sterken drank zijn zij groole liefbebbers
en deze maakt velen hunner, wanneer zij er wat overvloedig van ge-
bruikt hebben , kwaadaardig en gevaarlijk , zelfs voor humie vrienden.
Hunne onbezorgde en onbeschaafde levenswijs doet hen in hunne dom-
beid alles wegnemen , wat hen aanslaat, maar zij lalen zulks toch
ecrst aan den eigenaar zien. . Ofschoon de veelwijverij bij hun in ge-
bruik is , zijn zij op hunne vrouwen zeer jaloersch , en wanneer een
Indiaan zijne vrouw op overspei belrapt, slaat hij haar, zonder verderen
vorm van proces , met een abatondood. Echter is het , in hunne oogen,
niet met de eerbaarheid strijdig , dat zij , zoo als wel eens gebeurt,
eene hunner vrouwen , ten teeken van genegenheid of vriendschap aan
eenen blanke aanbieden ; bijaldien hij deze aanbieding weigert , wordt
zulks door hen zeer euvel opgenomen. Hunne voornaamsle bezigheid
is de jagt en de visscherij, ook vervaardigen zij zeer fraaije van tee-
nen geylochten manden of korven tot berging van kleederen , in Su-
is in am e bekend onder den naam van pegaals en baskieten ; voorts brei-
jen zij kaloenen hangmalten , maken halssnoeren van vischgralen en
meer andere aardigheden.
Hunne wapens bestaan uit bogen en pijlen en een abatou. Hunne
pijlen zijn van verscbillende soorlen , onder welke er zijn , die zij. in
zwaar vergift doopen , om er zieh tegen hunne vijanden van te bedienen.
De abatou is eene soort van knods , welke gemaakt wordt
van letlerhout, dat zeer hard is , en de lengte heeft van 3 of 6 palm,
de dikte van 4 duirn en de breedle van 8 duiny , even voqrbij het midden
is de dikte echter slechts 3 duim | cp dit dunste gedeelle wordt hij vast
gehouden. Met deze beide wapenen weten zij zeer behendig om te gaan ,
en zijn altijd zoo naauwkeurig in het treffen , dat een pijl zelden zijn
doel mist en een wel aangebrägte slag met den abatou voldoende is ,
om jemand te dooden. De mannen dragen allen een zeer gro.ot mes ,
dat zij in eenen gordel sleken, die hen om het lijf zit..
De godsdienst van dit volk heeft twee voorname waarheden , het ge-
loof in een opperst wezen en de verwachting van een’ toekomsligen Staat,
len grondslag. Zij vreezen ook voor een kwaad wezen , dat zij Maboye
noemen en gelooven , gelijk alle onbeschaafde volken, aan tooverij en
andere bijgeloovighcden.
Bij ziekle gebruiken zij zeer weinig genecsmiddelen ; doch nuttigen
alsdan bijna geen voedsel en lalen zieh het geheele ligehaam wrijven ;
indien zij de ziekte gevaarlijk achten , komt er een geneesheer of pries-
ter bij hen , met een instrument , beslaande uit eene ronde kalabas ,
waarin eenige steentjes zijn en waarin een stokje gestoken is , van boveu
met vederen voorzien , hiermede gaan zij bij den zieken zitten en ram-
melen onopboudelijk , ten einde op deze wijze de ziekte weg te jagen.
Buiten deze Indianen, heeft men in de kolonie voor eene andere soort
van menschen dikmaals meer te vreezen , namelijk voor de Marons of
Boschnegers. Dit volk is zeer magtig en bestaat alleen uit Negers, op
verscbillende tijden van plantaadjcn weggeloopen. Het zijn of geboren
Afrikanen of Creolen, welke laalste in de kolonie SnniiuigE van eenen
Neger-vader en eene Neger-moeder geboren zijn. Mcnigmalen zijn