Buhen herten en zwtjncn treft men er gcen groot wild gedierte
aan. Rundvee, geilen en gevogelte zijn er aanwezig, doch niet al-
tijd in voldoende Voorraad. Men treft er twee rassen van paarden aan,
dat van Tamboro en dat van Bima. Hel .laatste is het fraaiste dat
in den Indischen Archipel wordt aangef'okt en veel wordt uitgevoerd.
De' veulens zijn sterk, regelmatig en fraai, en op het eerste gezigt
schijnen zij eenigzins op de Arabische te gelijken. Bij nader onder-
zoek echter, blijkt het dat zij niet dieeigenschap bezitten , welke inen
volbloed noemt, en alleen bij het Arabische en het daarvan afs’tam-
mende Engelsch ras gevonden wordt. De ledematen hebben wel die eigeh-
schap maar het verschil bestaat in de huid , welke dik en grof is , ook
is de vorm en (Je uitdrukking van het hoofd anders , ofschoon het er
veel op gelijkt. De zeeen leveren in den omtrek veel visch op ; vo-
gelnesten worden er aan de kosten en bijen in de wouden gevonden.
Sappanhout, katjang en rijstzijn.de voornaaniste voortbrengselen. in
het plantenrijk , dat overigens vele tropische gewassen oplevert.
In het delfstoffenrijk vindt men , in het koningrijk Dompo op S um b
a w a , goudstol; op Bima, zwavel en Salpeter, en aan de kusten van
Papekat paarlen.
De bewoners van S umbawa hehooren tot den Maleischen volkstam en
worden naar de koningrijken genoemd , waartoe zij behooren. De be-
volking, die in ligehaamsbouw niet die van de Maleijers overeenkomt,
heeft cen woester voorkomen dan de Javanen en Balinezen. Het ka-
raklcr van de bewoners van S umbawa is niet lofwaardig ; in het alge-
meen zijn zij diefachlig , slow , lui en lafhartig, met uitzondering van
de Tamborezen, die zieh door dapperheid onderscheiden.
De bergen en heuvelen van dit eiland hebben zulk eene vreemde ge-
daante, dat ieder , die ze eens gezien heeft, ze altijd kan erkennen, eene
zeer gclukkige omstandigheid voor Enropcsche schepen die naar China
bestemd zijn en door eene der Stralen ten Oosten van Java, naar de
Chinesche zee willen , vermits zij hierdoor met zekerheid hun bestek
kunnen verbeteren. Het Nederlandseh gouvernement heeft in het oos-
tclijke gedeelte van dit eiland nog een kantoor, namelijk te Bima,
waar een Resident zijn verblijf houdt. Hij is ondergeschikl aan den
Gouverneur van Makasser.
Er zijn zes-staten of rijken , wier Vorsten mcestal den titel van
Radja voeren , en hunne onderwerping aan het Nederlandseh bewind
erkennen. Längs de Noordkust heeft men de rijken Sumbawa en
Tomb o r o , wier bevolking voor de dapperste van dit eiland wordt
gehouden , alsmede Bima en voor het overige de staten Domp o ,
S a n g a r e n P a p e k a t , alle van minder belang dan de drie eersten.
De Vorsten op S um b aw a regeren zeer willekeurig 5 hunne onderdanen
zijn niet veel meer dan slaven , die hen blindelings moeten gehoorza-
men. Want , ofschoon zij voorgeven Mohhammedanen te zijn en volgens
de wetten of voorschriften van den Koran te handelen, wijkcn zij
er verre van a f; zij knevelen hunne onderdanen en nemen van de
voortbrengselen des lands naar hun goedvinden.
Het eiland S umbawa heeft in het jaar 1815, eene treurige vermaardheid
verkregen door eene vulkanische uitbarsting, welkein de eerste dagen van
April van dat jaar plaats had, en waarvan het verschrikkelijk geweld en de
vernielende kracht welligt nimmer op den gcheelen aardbodera door een
soortgelijk natunrverschijnsel geevenaard zijn geworden , namelijk de on-
vergelelijke uitbarsting van den Goenong-Tambora op dat eiland. Deze
uitbarsting schokte den aardbodem op eene zoo geweftlige wijze , dat
sij niet slechts noordwaarts op Borneo en Celebes , maar ook noord-
oostelijk in de Molukken en noordwestelijk op Sumatra , gevolgelijk
in eenen omtrek van meer dan duizend geographische ibijlen van den
vulkaan zelven , werd waargenomen. Op alle deze eilanden werd de
uitbarsting bespeurd door herhaalde trillende bewegingen van den grond,
zoo wel als door den verschrikkelijken weerklank van het onderaardsch
gedruisch en gekraak. Op Java, dat ruim bonderd mijlen van dezen
berg verwijderd i s , scheen de verwoesting geheel nabij te zijn. Op
den middag was de liemel door wolken van asch en zand verduis-
terd , ende zonwas met eenen dampkring omgeven , welks tastbare duis-
ternis hare gloeijende stralen geheel krachteloos maakte, stortregens
van dikke asch bedekten önderscheidene duimen hoog de huizen , vel-
den en wegen. Deze stikdonkere nacht, op het niidden van den dag,
werd nog akeliger door het nu en dan uilbulderend gedruisch, hetwelk
het losbranden van het zwaarste geschut ofbet ratelen van een hevigen
donderslag verdoofd zoude hebben. Dit diep dreunend geluid had zoo
veel gelijkenis met het gebulder des kanons , dat vele Zee-OfTicieren niet
anders dachten dan dat er zeeroovers, die in deze streken dikwijls om-
zwerven, op de kust geland waren, zoodat zij werkelijk met hunne
vaartuigen in zee staken om de aangevallene schepen in vrijheid te
stellen. Aan den anderen kant verkondigden sommige dweepzieke Priesters
aan het bijgeloovig volk de terugkomst aan van den Profeet en
van hunne verlossing van de heerschappij der ongeloovigen ; van dezen
schrikkelijken ramp , aldus even schandelijk- en laaghartig misbruik
raakende als in 1755 de losgebrokene gevangenen en sommigen uit
het gcpcupel van Lissabon , toen die stad door eene insgelijks-vreesse-
lijke aardbeving verwoest werd. De verständigsten onder de Javanen
waren van meening , dat welligt een der grootste Vulkanen van Java
uitgebarsten was , want dat de stortregens van asch, die het oostelijke
gedeelte van Java bedekte, derwaarts uit het eiland S um b aw a , uit
eenen ,berg , die meer dan honderd mijlen van daar verwijderd was ,
konden overkomen , dit zou geen sterveling zieh als mogelijk voorge-
steld hebben. , In de meer onmiddellijke nabijheid van den vuurberg
waren dan ook de verwoestingen , door dit ontzettend natuurverschijn-
sei aangerigt, boven alle verbeelding groot. De ingewanden der aarde
braakten op Sumbawa niels dan vernieling ; de zee voegde hare verwoestingen
daarbij , want eene waterberoering sleepte menschen en huizen
in de grondelooze kolken. Zelfs op het eiland Lombok kwamen
vele menschen om, of doordien zij onder de heete asch begraven werden
of door gebrek en eilende , daar de gloeijende aschregen alles ver-
schroeid had. Allertreurigst zag het er dus op het eiland Sumbawa
uit. In het eigenlijke district van Tambora bleven van 12,000 zielen
slechts eenige weinige over. De groeikracht was daarbij als vernietigd.
Hongersnood en velerlei kwalen ontvolkten het eiland en zelfs vijftien
jaar later ha.d zieh het plantenrijk , anders zoo welig in de keerkrings-
landen , in het rijk Tambora , van die vernieling nog niet hersteld.
De aardbeving, welke , in 1836 , de-noordkust van S umbawa op nieuws
met de bangste verwachting vervulde , was echter minder zwaar. De
schokken begonnen des voormiddags van den 28 November ; duurden
önderscheidene dagen met meer of minder hevigheid voort, en hiclden
eerst den 5 December geheel op. Reeds op den eersten dag waren
önderscheidene huizen in elkander gestört, en andere dreigden hunne
‘ bewoners onder bet puin te bedelven. Het zeehoofd was zwaar be-
schadigd en de muren van bet fort bekwamen scheurcn , toen des ävonds