R o d e r ijs , Heer E rnst tan W e lv en in B rock en den Heer G i u .es tan
V oorschoten , alsmede de ingezetcnen van het ambacht Beukelsdijk,
uiet sleehts met geld , maar ook met arbeid, behulpzaam waren. Uit
was die dijk, welke nog bestaat en de Hoogc-Zeedi j k genoemd
wordt. Van later tijd is de Wi e r ic ke rdi j k , die, in hetjaar 1674,
door de boogheeniraadscbappen van Delüand , Rijnland en S chieland is
aangelegd ; zoo als hij nog tot heden door ben onderhouden wordt en
onder hun toezigt gebleven is. Deze laatste dient tot 'eenen slaperdijk ,
om , bij doorbraak van den Noorder-Lekdijk-Bovendams , het inundatie-
water te keeren. Doch niet sleehts tegen de kracht des waters van
buiten , maar ook tegen het overtollige binnenwater zijn ondersebeidene
middclen uitgedacht. Een groote overvloed van water in S chieland is
ontslaan door het slagturven of veenen. De door het alzoo uitveenen
van landen , ontstane meren , worden plassen genoemd, van welke
reeds weder een groot gedeelte droog gemalen en aan den landbouw
terug gegeven is. Tot de middelen om zieh van het overtollige bin-
nenwater te ontlasten, behooren vooral de watermolens, welke het
water op de Rotte, de Schie , de IJssel en de '.Gouwe uitwerpen en
de sluizen, van welke eenige tot het terugbouden van het water,
anderen tot uiilozing dienen , sommige worden tot beide einden aan-
gewend. De sluizen tot het hoogheemraadschap van S chieland behoo’
rende zijn: de ü e l f s b a v e n s c h e - s l u i s , de Rot t e r d a m s c h c -
s l u i s , de Kei z erin n e-s 1 ui s , de D u bbe le - s lu i s , de Don-
k e r e - s l u i s , de K r al i n gsch e- s l u i s de Hoogeboezem-
s l u i s , de K. ee t e n sch e-sl u i s , de Middelmolen-sl uis , de
Hoog d o r p s c h e - e n -B1a a r d o r p sc h e- s lui s , de E s s e n- s l u i s ,
de ■ Ui tl ozen de - sl uis - va n - d en - Zuid - Pias - polder te
Kor t e n o o r d en de Sc h u t s luis - on d e r-Moo r drecht . Vroeger
bad men er nog de K o r 1 1 a n d s c h e - sl u i s ; doch deze bestaat niet meer.
Men rekent dat het hoogheemraadschap zoo oud is als dat van Delf-
land , doch de tijd der oprigting is geheel onbekend. Indien de brief
van Graaf F lo r is V , hier boven aangehaald en waarvan het uittreksel
alleen het begin en het slot hebelst, over het heemraadschap spreekt,
gelijk bij onder eene verzameling van dien aard gevonden wordt, kan
men naauwelijks twijfclen , of er was reeds in 1273 , eenig geregeld be-
stuur over het waterschap van S c h ie l a sd . Naderhand heeft Graai J as I,
bij handvest van het jaar 1299, aangekondigd: Dat hy den Hiemraders
van denbcdryve van den Dycke, ende van den Walergangen van den bae-
luwcepe tusschen Schie ende Goude had genomen op vijn gelede, Graaf
W il l e h van H enegouwen noemt hen, in het jaar 1316 onse Welgeboren
Heemraders ran Schieiand. Hertog A l b r ech t van B e i je r e n heeft in de
jaren 1390 en 1393, de handveslen zijner voorzaten , ten nutte van
het Heemraadschap bevestigd en vermeerderd. Het algemeen opper-
gezag van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Schieiand gaat over alle
gemeene wegen , wateren, dijken en sluizen. Uit hoofde van den
Maasdijk en de sluizen te Rotterdam hebben zij ook regtsgebied in
die stad. Hierover zijn tusschen Burgemeesters van Rotterdam en
Dijkgraaf en Hoogheemraden van Schieiand voormaals onderscheidene
gescbillen gerezen, welke, op den 19 February des jaars 1571, bij
minnelijke overeenkomst zijn afgedaan. Men bepaalde toen , op welke
hoefslagen de dijk in de stad zou worden verdeeld , hoe de sluizen
en zijlen zouden worden beheerd en gehandhaafd , het diepen der wateten
, en hoe verre bet keuron en schouwen van Dijkgraaf en Hoog-
heemraden zou gaan.
Eer da stad Rotterdam het dijkgraafschap van S c h ie l a sd met het
baljuwschap en aldus het aanstellen van den Dykgraaf, gekocht had,
is bet , omtrent het jaar 1312 , bij de slad Delft, in pacht bezeten ,
om hierdoor velc nieuwigheden en moeite te schuwen , welke aan die
van Delft, gelijk men zeide , door toedoen der Rotterdammers ,
van den Baljuw als Dijkgraaf, en van Heemraden gescbiedde. Maar
dewijl dit .de onlusten niet deed opbouden , en in tegendeel nieuwe
geschillen veroorzaakte,. hebben die van Delft en Rotterdam, om
vorderen twist te ontgaan , de uitspraak hunner gescbillen onder-
worpen aan de bemiddeling van goede mannen , die , onder anderen ,
uitspraak deden, dat die van Delft hunne pacht aan het baljuwschap
van S chieland zouden afstaan aan eenen persoon , die ter wederzijdeti
niet verdacht was, mits, dat aan hen de uitgeschotcne penningen
zouden uitgekeerd worden.
In den brief van Hertog A l b r ech t van B e ije r e n , van het jaar 1390 ,
wordt het gelal de Hoogheemraden op vijf bepaald, waarvan er een
uitvallende, voor hem een anderen gekozen wordt, door de over-
blijvende Hoogheemraden. Volgens zijn handvesl van bet jaar 1395,
wil h ij, dat de overige Hoogheemraden zullen mögen schouwen en
keuren, ingeval een van hun Collegie balling ’s lands uitlandig mogt
zijn. Bij afwezen van den Dijkgraaf op de Schouwe , nadat hem be-
hoorlijkc weet gedaan is , mögen Hoogheemraden een uit hun gctal
kiezen , om zijne plaats te bekleeden , behoudens des Dijkgraafs bevel
en magt in alle andere zaken , welke hen van den Dijkregter bcvo-
len zijn. Een Hoogheemraad moet, volgens gemeld handvest, in
S chieland , alle liggende erven en renlen duizend ponden Hollandsch
(730 guld.) gegoed zijn , hetwelk vervolgens , bij besluit van de Staten
van Holland en West-Friesland , van den 8 December des jaars 1655,
bepaald is op tien duizend gulden. Het gctal van vijf Hoogheemraden
heeft stand gehouden tot den jare 1671 , wanneer er een zesde werd
bijgevoegd. Van de reden dezer vermeerdering is ons niels gebleken.
Men schijnt, in of omtrent het jaar 1593, de stad Gouda nil het
collegie van Hoogheemraden te hebben willen uitsluiten, hetwelk zoo
hoog genomen werd , dat die van het geregt dier stad, op den 16 Junij
des gemelden jaars, besloten , om Dijkgraaf en Hoogheemraden van
S chieland niet toe te laten om de gewone schouw binnen de stad te
doen , en voor hen de Dijkspoort te sluilen. Zij vergunden echter aan
Dijk graaf en Hoogheemraden, om, als bijzondere personen , buiten hunne
waardigheid, door de, Potterspoort ter stad in te komen, indien zij
verzochten , aldaar te mögen keeren. Dit vcrschil werd in de slaats-
vergadering gebragt, en goedgevonden , dat zoodanig eene inbreuk in
de voorreglen zou geweerd en hersteld worden , of dat andeizins ter
begeerte der Regeerders van ter Goude, ten hunnen genoegen , voor
dezen raaal, dock zonder eenige regtsbeneming of gevolg, orde zou
gesteld worden , om een bekwaam en beambt persoon uit de stad ,
als boventallig Hoogheemraad te benoemen en te magtigen. Prios
Madrits slelde, in het jaar 1600 , E m il io s van R oozesdaal , Sche-
pen der stad Gouda, op de rol der Hoogheemraden , waarojj bet
geschil besleöht werd, bet vorige in vergetelheid gesteld, eil Hoogheemraden
als voorheen , door die van de stad , werden verwelkomd
en onthaald.
Thans bestaat bet collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden uit eenen
Dijkgraaf, vijf Hoogheemraden, eenen Secretaris en Penningmeester,
eenen cerslen gezworen klerk en eenen Fabriek en Landmeter.