SINGKEL, kaap io Oost-Indie , in de Indische-zee. Zie Suoe
SINGKEL, st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. iSumatra Hjk
Atsjieh, distr. Singkel, 2° 13' N. B., 113° 48' 0 . L.,aan eene rivier
van den zelfden naain.
Men heeft er eene goede haven , welke echter dikwijls aan de zeeroo-
vcrs is blootgesteld. Er is handel, ook veel met Poeloe-Banjak, in
benzoen , kämfer, peper, stofgoud, tripang, was, rottan en klappernden.
Kustvaartuigen worden gebouwd van het timmerhout, dat längs
de rivier uit het binnenland aangevoerd wordt. De Radja schijnt’zich
sedert lang als onafhankelijk van Alleen te handhaven; hij had zieh
in de zeventiende eeuw vrijwillig aan de Ooslindische Maatsehappij
onderworpen Men heeft in de nabijheid parelbanken.
SINGKEL (DE), riv. in Oost-Indie , op het Sundasche eil. Sumatra
rijk Atsjieh.
Zij ontspringt nit het binnenlandsche gebergte, loopt zuidoostwaarts
naar den Oceaan en heeft volgens sommige eene {engte van 80 tot 100
mijlen , neeint onderscheidene rivieren op en is tot zeer verre hinnen-
slands bevaarbaar.
De noordelijke mond der rivier is door' eene bank gesloten. De zuidelijke
mond , die zieh bezuiden den Hoek-van-Singkel in zee ontlast, is breed en
heeft, bij vloed , diepte genoeg voor vrij groote schepen ; op eene bank ,
die aldaar van den Noorderwal in zee uitstrekt, gaateene zware branding.
SINGKEL (DE HOEK-VAN-), kaap in Oost-Indie, in de Indische-
Zee. Zie S itoe.
SINGKOEAN, st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra, aan
de Westkust; 1° 12' N. B., 43° 59' O. L.
S1NGOLOPO , d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java , ads.
res. Builenzorg, dist. Tjibaroesa.
SINGORITTI, d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java , resid.
Passaroewang , reg. ßlalang , 3 palen van Batoe.
Men heeft er eene zwavelbron ; verscholen tusschen hooge gebergten ,
levert het badhuisje aldaar een schilderachtig gezigt op. Daarnevens Staa t
een vervallen klein Braminsch tempeltje, om hetwelk onderscheiden heete
bronnenopborrelen , waarvan het water de kracht van versteening bezit.
SINGO-SAllIE , d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Passaroewang, reg. ßlalang, aan den "dertigsten paal, regts van den weg.
Men vindl hier overblijfselen van een der beroemdste afgodstempelen
op Java.
Deze tempel , hier t j o e m k o o p , dat is bedehuis, geheetcn , is
9.41 elL hoog , vierkant gebouwd en heeft zijnen ingang aan den
westkant. In een van de nissen ziet men een beeid zönder hoofd , liegende
op den grond. Längs eenige trappen , begeeft men zieh naar
het midden gedeelte , alwaar men slechts eene ruimte ziet, waarin
eenige brokken steen verspreid liggen.
Aan de noordzijde van den tempel was vroeger een gat in den muur
gemaakt, door hetwelk men het binnenste van den tempel kon bereiften
, doch waarvoor thans steenen gelegd zijn. Men verhaalde , dat
daardoor zekere Prinses, dochler van den Prins van S ingo-S arib ,
L ehboe A mijavo , die hier door hären vader gevangen was gehoudeu,
9 gevlugt is. Alle de beeiden zijn uit de nissen genomen , slechts vindt
men twee kleine wachters voor den tempel.
Van het hoofdgebouw zijn niet meer dan twee groote hoopen steen
met loofwerk voorhanden , waarvan de steenen zelve 1.23 tot 1.30 vöeten
lang en evenredig dik zijn.
De twee groote steenhoopen , welke tusschen de 3.60 en 6.3 0 eil. hoog
ii„n peweest ziin liggen op eenen goeden afstand van elkander en schy-
nen gediend te hebben, om twee zecr kolossale wachters te schrägen,
*elke daarvan afgevallen zijn. Een van deze kolossale, zeer beziens-
Waardige, beeiden Staat voor den noordelyken boop, was ongeveer
fe il hoog , naar evenredigheid breed en mt een sink gehonwen. Het
beeid wordt zittende op zijne hak voorgesteld, de handen , waarin
eenig voorweYp schijnt besloten geweest te zijn , rüsten op de kmeen.
On'der de sieenen welke hier gevonden zijn, treft men er zes wel
bewaaril gebleven« van 1.90 tot 2.30 eil. hoog, met kawiscbe letters be-
“ z T r i t deze wachters , als nit de in deze streken verspreide hoogten
en steenen is op te maken , dat aldaar het voornaamste gebouw moet
gelegen zijn geweest. Zuidwaarts in het
men nog verscheiden vervalleij kempels , welke allen met het hoofdgebouw
schönen in verband te hebben gestaan. Op onderscheiden plaat-
sen ziet men op den grond bewerkte steenen, met loofwerk en
stukken van beeiden, die Mahadewa en D oeega voorstellen. Aan een
voetpad treft men een der fraaist bewerkte nandisaan, welke men nog
van dien aard gezien heeft. Deze stier is 2 el . lang en m voorstell.ng
zoowel als in nitvoering meesterlijk vervaardigd. Nevens dat beeid vindt
men eenen steen, het bovenste gedeelte van Brama voorstellende,
mede fraai bewerkt. De zonnewagen met zeven paarden , ligt daar
digt bij : het is te bejammeren , dat de hoofden der paarden zijn
afgeslagen. Men verzekert dat de inboorhngen zulks gedaan hadden,
uit vrees , dat , ingeval de beeiden onbeschadigd bleven, die naar de
hoofdplaats zonden vervoerd worden. De luwte in dit statig bosch ;
de plegtige stilte, alleen door het geflnit van eenige vogelen afgebro-
ken : de herinnering aan de tijden , toen deze, thans zoo eenzame,
verlaten plaats, het tooneel van beweging en woelmg was, brengen
den peinzenden bezoeker onwillekeurig in eene zwaarmoedige stenammg,
en hechten hem tevens onwederstaanbaar lang aan dit oord. Achter
bet nu verwoeste hoofdgebouw, loopt een klein voetpad naar eene
, opening welke tot een dorp geleidt, alwaar men de overblijfselen
van eenen muur vindt, alsmcde een streek hoog land dat thans be-
plant is, doch welke alle de sporen van eene vermelde stad dragen.
Bij deze lempels zijn vele oude Bulische (Chmesche) munlen gevonden
: in 1829, onder anderen , 4000 stuks.
SINGRAVEN (HET) of S e isg r a v e , havez. in Twentlie, prov. Uver-
ijssel, arr. en U u. O. van Almelo, kant. en 1£ u. O. ten Z. van Oot-
marsum, gedeeltelijk gem. en l u. Z. W. van Denekamp, gcdeeltehjk
gem. en 2k u. N. van Losser, gedeeltelijk gem. en 2 u. Q. ten N.
van Weerselo, aan den grooten weg van Oldenzaal naar Noordboorn.
Dit goed aangenaam gelegen aan het riviertje de Dinkel, en rykelijk.
voorzien van hoog geboomte , welige bouw- en groenlanden, is van
overouden oorsprong. Wanncer en door wien het is gesticht, kan met
geene zekerheid worden bepaald. In de dertiende eeuw werd het beteten
door het adeltijk geslacht v a s A wic , genaamd S i k g r a v e s , zoo
als blijkt uit de Beitrage zur Geschichte Weslphalens van v o n ü a e d t
von Bögeiscabp . „
In 1436 werd daarmede beleend R oelof I I ondenberg, van welken
bet, in 1494, overgegaan is op zijne dochlcr JonASNA I I ondenberg,
gehuwd met J ohan van L angen , welke vervolgens , in plaats van zijne
eehtgenoot, met S ingraven beleend werd. ln 1306 ontving F redbrik